Middelen tegen een “brandend” maagzuur worden op grote schaal toegepast, al dan niet op voorschrift. Deze groep producten staat qua omzet op de 2de plaats van farmaceutische productenna de cholesterolverlagers (statines).
Veel mensen gebruiken maagzuurremmende of -bindende geneesmiddelen. De verkrijgbaarheid van deze middelen voor zelfzorg is onlangs uitgebreid tot benzinestations. Ze staan dus doodleuk tussen de chips en de cola… En of we daar blij mee moeten zijn is de vraag.
Door een verhoging van de maag pH kan het oplossen en opnemen van (voedings)mineralen een probleem kan gaan geven. Hierdoor kunnen tekorten ontstaan of zal suppletie minder effectief zijn dan gewenst of verwacht. Zuur is tenslotte nodig om mineralen te doen oplossen – denk maar aan het ontkalken van het koffiezetapparaat.
Dat er door het gebruik van maagzuurremmende middelen ook verhoogde kans is op longontsteking is minder bekend. In oktober 2004 is hierover een artikel verschenen in JAMA. (Journal of the American Medical Association). Het betreft hier een Nederlands onderzoek, verricht in het UMC Radboud te Nijmegen.
Samenvatting
Maagzuurremmers verhogen kans op longontsteking
De resultaten van het onderzoek, uitgevoerd door onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum St Radboud en het Erasmus MC, zijn gepubliceerd in JAMA – oktober 2004.
Uit een groot onderzoek, gecoördineerd door dr. Robert Laheij van de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten, blijkt nu dat het gebruik van maagzuurremmers de kans op een longontsteking verhoogt. Voor het onderzoek is het IPCI databestand gebruikt dat bestaat uit gegevens van ongeveer een half miljoen huisartspatiënten, verzameld in de periode 1995 tot 2003.
Mensen die maagzuurremmers gebruiken, zijn geen doorsnee van de landelijke bevolking; ze hebben vaak ook andere gezondheidsklachten. Daarom hebben de onderzoekers uit het databestand de mensen die maagzuurremmers gebruiken, gematched met mensen die in het verleden wel eens een maagzuurremmer gebruikt hebben en wat betreft leeftijd en andere gezondheidsaspecten overeenkomen. Het onderzoek toont aan dat iemand die een protonpompremmer gebruikt, bijna twee (1,9) keer zo veel kans heeft op een longontsteking als een vergelijkbaar persoon, die dat geneesmiddel niet meer gebruikt. Voor de andere maagzuurremmers, de H2-receptor antagonisten, is dat 1,6 keer. Ongeveer 25 van de duizend gebruikers van een maagzuurremmer ontwikkelen een longontsteking. Laheij: ‘Onze conclusie is dan ook, dat het gebruik van maagzuurremmers bepaald niet zonder risico’s is. Longontsteking is met antibiotica(regulier), plantago major en baptisia complex van elk 5 druppels om het uur dan de een dan de ander (complementair) over het algemeen goed te behandelen, maar het kan ook ernstiger verlopen, zeker bij patiënten met andere gezondheidsklachten.’
Maagzuur voorkomt bacteriegroei, omdat de meeste bacteriën zich niet thuis voelen in een zure omgeving. Bij het gebruik van maagzuurremmers neemt de bacteriegroei in de maag sterk toe. Mogelijk werken bacteriën uit de maag zich omhoog en komen ze via de slokdarm en de mond in de longen terecht, waar ze een longontsteking veroorzaken.
Bron: MedNet/UMC St Radboud
Insufficiënte maagzuurproductie, symptomen zijn:
Gasvorming / winderigheid, met name na een eiwitrijke maaltijd
Slechte adem en/of lichaamsgeur
Mineralendeficiëntie
Geen trek meer in vlees
Bloedarmoede
Bacterie-overgroei in maagdarmkanaal en darmparasieten
Dysfunctie gal en alvleesklier
NOG MEER WETEN OVER MAAGZUURREMMERS
het gebruik van maagzuurremmers, zoals omeprazol en pantoprazol, kunnen soms een vitamine B12 gebrek veroorzaken.
Maagzweren: verschillende recente onderzoeken suggereren dat een combinatie van zink en carnosine goede bescherming biedt van de maagwand tegen verschillende stimulantia, en minstens zo effectief is als de reguliere maagzuurremmers
Langdurig gebruik van diuretica of maagzuurremmers (protonpompremmers) kan eveneens leiden tot een magnesiumtekort.
Magnesiumtekort heeft een negatieve invloed op het maagdarmstelsel, skelet en het centrale zenuwstelsel.
De spijsvertering, specifiek de eiwitvertering en de opname van vitamine B12 wordt beïnvloed door het gebruik van maagzuurremmers.
Maagzuurremmers kunnen de chroomspiegel verlagen
Maagzuurremmers kunnen Candida-overgroei in het maagdarmkanaal veroorzaken en heeft meestal een zeer hardnekkig karakter. De commensale Candida-gist transformeert tot een pathogene Candida-schimmel (DE PIL ook)
De inname van zuurremmers verhoogt de kans op kolonisatie door Helicobacter (als dit niet al plaatsgevonden heeft), en kan chronische (atrofische) gastritis in de hand werken. Maagzuur geeft klachten bij overproductie of bij lokale slijmvliesbeschadigingen en -ontstekingen, waarbij de hoeveelheid maagzuur normaal, verhoogd, maar ook verlaagd kan zijn. In deze laatste situatie neemt men gemakshalve ook vaak maagzuurremmers in, hetgeen de situatie alleen maar verergert.
Zeer veel processen die zich in ons lichaam afspelen zijn afhankelijk van mineralen en sporenelementen. In de huidige maatschappij wordt een aanvulling van mineralen en sporenelementen steeds belangrijker. Door allerlei omstandigheden kunnen vandaag de dag namelijk eenvoudig tekorten ontstaan, zoals stress-situaties, de uitputting van onze bodem, het gebruik van geraffineerde producten, het gebruik van suikers en het gebruik van medicijnen, zoals maagzuurremmers. Daarbij neemt het aandeel ouderen sinds enkele jaren sterk toe.
Onderzoekers aan de Northeastern University in Boston hebben een groep darmbacteriën (KLE1738 of Flavonifractor sp.) ontdekt die voor hun overleving afhankelijk is van één van onze neurotransmitters: GABA. GABA (γ-aminoboterzuur) is cruciaal voor het kalmeren van de hersenen. Als deze bacteriën de beschikbare GABA verbruiken, zou dat kunnen verklaren waarom het microbioom de stemming lijkt te beïnvloeden. De resultaten zijn gepubliceerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de American Society for Microbiology in Boston.
Gamma-aminoboterzuur remt de signalen van zenuwcellen en kalmeert de activiteit van de hersenen. Lage niveaus van GABA zijn gerelateerd aan depressie en stemmingsstoornissen. Onderzoekers waren verrast om te ontdekken dat KLE1738 GABA nodig heeft om te groeien en zich te reproduceren, wellicht ten koste van onze stemming. Deze resultaten zorgen voor groeiend bewijs dat darmbacteriën onze hersenen kunnen beïnvloeden.
Veel darmbacteriën zijn voor hun bestaan en groei afhankelijk van de hulp van naburige darmbacteriën die groeifactoren leveren. GABA bleek de exclusieve groeifactor te zijn voor KLE1738 en bleek voor de productie daarvan onder meer afhankelijk van bacterie Bacteroides fragilis KLE1758. Door deze exclusieve afhankelijkheid kreeg KLE1738 van de onderzoekers een voorlopig nieuwe naam: Evtepia gabavorous.
Met behulp van de groei van KLE1738 als indicator konden onderzoekers in het microbioom andere producenten van GABA aantonen zoals Alistipes putredinis, Bacteroides ovatus, Dorea longicatena en Lactobacillus brevi. Het elimineren van KLE1738 of toevoegen van deze GABA-producerende bacteriën aan het microbioom zou als therapie ingezet kunnen worden bij psychische stoornissen.
Het klopt wat in het onderstaand artikel staat. Waarom? Omdat 95% van mijn cliënten met een vermoeidheidssyndroom belast zijn met pathogenen en als ik dit behandel, dus weer op de rails heb, al de klachten sterk verbeterd zijn.
Bepaalde delen van de hersenen laten ontstekingsreactie zien bij mensen met chronische vermoeidheid.
Foto: 123rf
Dat schrijven wetenschappers van de Universiteit van Kobe in de juni-editie van Journal of Nuclear Medicine, die nu al online staat.
Al geruime tijd worstelen wetenschappers met de aandoening chronische vermoeidheid. Lang deden artsen het af als een psychische ziekte, tot er een aantal jaar geleden een virus (XMRV) werd aangewezen als oorzaak.
Na diepgaander onderzoek bleek dit toch om een vervuiling uit het lab te gaan, tot teleurstelling van de grote groep patiënten met de aandoening.
Thalamus
Nu is er een nieuwe mogelijke oorzaak gevonden. De Japanse wetenschappers legden een tiental mensen met en zonder chronische vermoeidheid onder de PET-scanner. Daar vonden ze dat ontstekingscellen in het brein actiever waren bij patiënten met chronische vermoeidheid. Met name de amygdala en de thalamus, diep in de hersenen, waren aangedaan.
Dit kan betekenen dat ontstekingen in deze hersendelen aan de basis liggen van chronische vermoeidheid. De Japanners konden de oorzaak van de ontstekingen niet achterhalen.
De wetenschappers waarschuwen bovendien voor al te vergaande conclusies. Het aantal patiënten in deze studie was te klein om echt zekerheid te geven. Vervolgonderzoek met grotere groepen patiënten moet uitwijzen of de Japanners het echt bij het juist einde hebben.
Het maagdarmkanaal is het belangrijkste immuunorgaan van ons lichaam en staat via het grote oppervlak van de darmwand continu in contact met de buitenwereld (door de ontelbare microvilli). De darminhoud kan behalve voedingsstoffen ook een groot aantal lichaamsvreemde, toxische stoffen en ziekteverwekkende bacteriën bevatten. In het darmkanaal leven ca. 100.000 miljard (10 tot de macht 14) bacteriën. Dit is ongeveer tien keer zoveel als het totaal aantal cellen van het menselijk lichaam. De gezondheid van de darmen is het resultaat van een microscopisch samenspel tussen miljarden gunstige (probiotische) en ongunstige (pathogene) bacteriën. De algehele gezondheid van de mens wordt grotendeels bepaald door de mate van evenwicht van de darmflora. Een gezonde darmflora is daarom absoluut noodzakelijk voor een goede gezondheid.
W E R K I N G
Probiotische bacteriestammen hebben onder meer de volgende effecten:
● Antimicrobiële activiteit tegen pathogenen: probiotische bacteriën gaan de groei van pathogene organismen in het maagdarmkanaal tegen. Ze strijden om het beschikbare voedsel en de beschikbare ruimte (o.a. om zich te kunnen hechten aan de darmwand) en scheiden daarbij substanties uit, zoals melkzuur en andere organische zuren en antibiotisch werkende stoffen die bekend staan onder de naam bacteriocinen. Daardoor ontstaat er een milieu waarin pathogenen zich niet thuis voelen en niet kunnen uitgroeien. Eenmaal gehecht aan de darmwand is er geen plaats meer voor ongunstige bacteriën. Onderzoeken tonen de antagonistische werking aan van probiotica op pathogene microben en het vermogen om darminfecties, veroorzaakt door deze schadelijke organismen, te genezen [1, 2, 3].
● Voedselvertering: probiotische organismen dragen bij aan het verteringsproces, doordat ze enzymen (zoals lactase) bevatten. De vertering van lactose en melkproducten wordt hiermee ondersteund.
● Productie van kortketenige vetzuren: kortketenige vetzuren zoals melkzuur (lactaat), azijnzuur (acetaat), proprionzuur (proprionaat) en boterzuur (butyraat), worden gebruikt als voeding door de darmepitheelcellen en zijn therapeutisch gebruikt bij aandoeningen als IBS (Inflammatory Bowel Syndrome). Het probleem met orale toediening van boterzuur is de onaangename geur, dit probleem heeft men niet bij het boterzuur wat gevormd wordt door probiotische bacteriën.
● Anti schimmel, virus en gist werking: de door de darmflora geproduceerde kortketenige vetzuren voeden het darmepitheel, waardoor een sterke barrière ontstaat tegen ongunstige schimmels en gisten. Hierdoor wordt voorkomen dat schimmels vanuit de darm in de bloedbaan terechtkomen. Virussen kunnen vernietigd of verwijderd worden door absorbtie.
● pH verlaging: kortketenige vetzuren verlagen de pH en houden daardoor de groei van pathogene darmbewoners in toom. Bovendien vergemakkelijkt een lage pH de absorptie van mineralen zoals calcium, magnesium en zink. Probiotica verhogen hiermee de biobeschikbaarheid van mineralen.
● I m m u u n v e r s t e r k i n g : probiotische flora heeft een krachtig effect op het immuunsysteem door het versterken van zowel de cellulaire als de humorale immuunrespons [4].
● Vermindering van voedselallergieën: een niet-evenwichtige darmflora kan bijdragen aan een hyperpermeabele darmwand (verhoogde doorlaatbaarheid), vroeger ook wel het “leaky gut” syndroom genoemd. Deze doorlaatbaarheid wordt in verband gebracht met een groot aantal ziektebeelden, waaronder voedselovergevoeligheden, voedselallergieën en overbelasting van de lever.
● Cholesterolverlaging: probiotische bacteriën converteren cholesterol in een minder absorbeerbare vorm, waardoor de absorptie van cholesterol vanuit het maagdarmkanaal wordt verminderd en het serumcholesterolgehalte daalt.
● Productie van vitaminen: veel enzymen in het lichaam hebben voor hun functioneren B-vitaminen als co- enzym nodig. Bifidobacteriën kunnen sommige van deze vitaminen produceren, waaronder vitamine B1, B6, B12, foliumzuur, biotine en vitamine K, evenals verschillende aminozuren.
● Inwendige reiniging: probiotica helpen bij het herstel van de microbiële flora in de gehele darm. De dikke darm kan gezien worden als een afvalbewaarbak, waarbij een regelmatige stoelgang ophoping van toxines voorkomt. Lactobacillen en bepaalde gisten hebben een stimulerende functie op de darmperistaltiek en bevorderen hiermee een regelmatige stoelgang.
● Preventie en behandeling van diarree [7, 8, 9]: in een gezond darmkanaal heerst een milieu waarin de meeste pathogene bacteriestammen zich niet thuis voelen. De probiotische flora voorkomt door productie van zuren en antibiotisch werkende stoffen, evenals door competitie om voedsel en ruimte, dat grote aantallen pathogenen de darm gaan koloniseren. De mate waarin een darm daartoe in staat is, wordt kolonisatieresistentie genoemd. Bij een dysbiotische flora, bv. na antibioticagebruik of als gevolg van een
infectie met Clostridium difficile, bestaat de kans dat de pathogene stammen, die door hun toxische bijproducten soms de oorzaak zijn (geweest) van de diarree, de probiotische flora gaan overgroeien. Ongeacht wat de oorzaak is, gaan er bij diarree in korte tijd grote aantallen probiotische bacteriën verloren. Het is dan van groot belang de probiotische stammen snel weer aan te voeren, omdat deze de beste bestrijders zijn van deze pathogenen [10, 11].
INDICATIES
Antibioticagebruik: antibiotica kunnen een groot deel van de darmflora doden. Toediening van probiotica vult gunstige bacteriën aan. Probiotica moeten enkele uren voor of na de antibiotica ingenomen worden. Obstipatie: het gebruik van probiotica kan constipatie als gevolg van een slechte darmflora verlichten en hiermee een regelmatige stoelgang bevorderen.
(Reizigers-)diarree: diverse Lactobacillus-stammen werken preventief en therapeutisch bij diarree. Zowel de duur als de intensiteit van diarree-aanvallen kan worden teruggedrongen [9]. Chronische darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa. Beiden ziektebeelden gaan gepaard met ontstekingen. Één van de eigenschappen van probiotica is dat ze ontstekingen kunnen verminderen door de weerstand (via het immuunsysteem) te verhogen.
IBS (Inflammatory Bowel Syndrome) ook wel PDS (Prikkelbare Darm Syndroom) genoemd [12]. Hypercholesterolemie: probiotische bacteriën zorgen voor een verhoogde uitscheiding van galzuren, het lichaamscholesterol wordt in hogere mate omgezet in galzuren. Immuunzwakte: de darm is het grootste immuunorgaan van het lichaam. Verbetering van de darmflora in de dunne darm heeft een zeer positief effect op de conditie van het afweersysteem[4].
Infecties van de urinewegen (cystitis), vagina of darmen: bij vaginale infecties (Chlamydia, Trichomonas en Candida) kunnen regelmatige vaginale douches met een probiotica oplossing helpen [13]. Lactobacillus acidophilus kan de duur en incidentie van Candida-infecties (zoals Candida albicans) in de vagina en colon verminderen. Darmparasieten: probiotica, evenals bepaalde gunstige gisten, hechten zich aan de darmwand zodat er geen plaats meer is voor andere organismen. Candidiasis: probiotica kan de kolonisatie en groei van Candida soorten, zoals Candida albicans, remmen. Ook het immuunsysteem kan door toediening van probiotica beter reageren op contact met Candida. Dit geldt voor alle leeftijden, zowel voor te vroeg geborenen als ouderen [14, 15]. Huidaandoeningen als acné, psoriasis en eczeem: de ontstekingsremmende werking van probiotica beperkt zicht niet enkel tot de darm. Uit een studie met jonge kinderen met atopisch eczeem bleek toediening van lactobacillus- en bifidobacteriën na 2 maanden significant de huidaaandoening te verbeteren vergeleken met de placebo groep [16]. Uit een review bleek vooral de Lactobacillus rhamnosus stam effectief te zijn bij (atopisch) eczeem [17]. In een algemene review over probiotica in relatie met de huid wordt de relatie tussen intestinale microflora, het immuunsysteem en de huid gepresenteerd. Uit de diverse onderzoeken opgenomen in de review blijkt probiotica gunstige effecten te hebben bij huidaandoeningen [18]. Allergie: zo’n 80% van de afweer vindt zijn oorsprong in de darm. Een goed afweersysteem voorkomt allergische reacties. bij kinderen met eczeem (atopische dermatitis) veroorzaakt door koemelkallergie kunnen Lactobacillen de symptomen verminderen. De probiotische bacteriën verbeteren de integriteit van de darmwand en gaan ontstekingen aldaar tegen [16]. Voedselallergieën: probiotica kunnen ingezet worden bij het voorkomen en behandelen van voedselallergieën [19]. Bij een voedselallergie verloopt de reactie op de allergenen via het immuunsysteem. Probiotica verhogen de immuniteit van de darm, verbeteren de functie van cytokinen en de darmpermeabiliteit neemt af. Lactose intolerantie: probiotische stammen produceren lactase waardoor lactose afgebroken kan worden. Jicht: probiotica hebben een verlagend effect op urinezuur. Artritis en andere reumatische aandoeningen: omdat probiotica het immuunsysteem opkrikken kan het lichaam ontstekingen beter opruimen. Tandvleesontstekingen: bij tandvleesontstekingen kan de mond regelmatig gespoeld worden met een oplossing van probiotica. Ontstekingen aan het tandvlees gaan vaak samen met bloedend tandvlees tijdens het poetsen. Ook plakvorming komt minder voor als gespoeld wordt met probiotica [20]. Ulcera in maag of duodenum. Vaak blijkt een infectie met de Helicobactor pylori verantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van een maagzweer. probiotica helpen bij het bestrijden van deze bacterie [21, 22]. Uit een analyse van 9 humane studies bleken 7 studies een positief effect te laten zien van probiotica bij gastritis (maagontsteking), veroorzaakt de de H. pylori. De hoeveelheid H. pylori kon effectief besteden worden met probiotica. Tevens bleek probiotica een goede ondersteuning te zijn van de behandeling van H. Pylori met antibiotica. Ook werden de bijwerkingen van de antibiotica gereduceerd door de probiotica [23]. Flatulentie: probiotica helpen bij de voedselvertering en dragen bij aan het verteringsproces, doordat ze enzymen (zoals lactase) produceren. Tevens helpen ze bij het verlagen van de pH. Door de verbeterde vertering wordt gisting en de hiermee samengaande gasvorming vermindert of voorkomen. Hepatische encefalopathie (HE): bij dit syndroom spelen diverse factoren een rol, waaronder uit de darm afkomstige toxinen zoals ammoniak en andere stikstof bevattende stoffen [24].
CONTRA-INDICATIES Van probiotica zijn geen contra-indicaties bekend, ook niet in hoge doseringen.
BIJWERKINGEN Patiënten die pro- en prebiotica gebruiken, kunnen aanvankelijk een verhoogde gasvorming of krampen bemerken.
Dit is een teken dat de gunstige bacteriën aan het fermenteren zijn en het darmmilieu aan het verzuren is. Na verloop van tijd (meestal een week) past het lichaam zich aan en verminderen of verdwijnen deze neveneffecten. In een dergelijk geval kan het zinvol zijn de aanvangsdosis gedurende de eerste twee weken te verminderen tot de helft van de aanbevolen dosering.
INTERACTIES Probiotica verminderen de bijwerkingen van antibiotica en kunnen diarree veroorzaakt door antibiotica verminderen of voorkomen [25-28]. Interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.
DOSERING Om effectief te kunnen zijn dient een probioticum per dosis toch minstens enkele miljarden bacteriekiemen te bevatten. Dit omdat er altijd een deel van de bacteriën sneuvelt voordat ze in de darm terechtkomen.
Over het beste moment van inname van probiotica bestaan verschillende opvattingen. In principe overleven de meeste bacteriën als ze weinig maagzuur, verteringsenzymen en gal tegenkomen én wanneer ze niet te lang in het maagmilieu moeten verblijven. Het transport door de maag vindt relatief het snelst plaats wanneer de maag leeg is. Van een glas water vermengd met een probioticum dat op lege maag is ingenomen, wordt iedere 10 minuten de helft van de maaginhoud in het darmkanaal geleegd. Na een half uur is dan 87,5% van de ingenomen bacteriestammen al in de darm aanwezig. Maar ook de zuurgraad (pH) van de maagvloeistof bepaalt in sterke mate de overleving van de bacteriestammen in de maag. De pH van de maag is het hoogst ‘s ochtends voor het ontbijt, ‘s avonds voor het slapen gaan en tijdens de maaltijden (pH >4). Tussen de maaltijden door kan de pH dalen tot beneden de 3.
Inname van probiotica is qua zuurgraad het gunstigst op een lege maag ‘s ochtends voor het ontbijt, ‘s avonds voor het slapen gaan of bij de maaltijden. Bij de maaltijd is echter de maagpassage een stuk trager en zijn er ook meer gal en verteringsenzymen aanwezig, vooral wanneer de maaltijd veel vet en/of eiwit bevat.
Het is aan te raden probiotica verspreid over de dag in te nemen, vooral in het begin in verband met mogelijke bijwerkingen als gasvorming en kramp. Ieder probioticum heeft zijn eigen specifiek karakter. Afhankelijk van de bacteriestammen in de probiotia is het aan te raden om de probiotica regelmatig te gebruiken om uitspoeling te voorkomen.
Voedingsvezels hebben eveneens een gunstig effect op de darmflora en met name op de Bifidobacteriën in de dikke darm. Het gebruik van een vezelrijke voeding werkt daarom ondersteunend bij het gebruik van probiotica. Probiotica zelf werken synergistisch bij alle orthomoleculaire therapieën, omdat een goede darmflora de absorptie van de orthomoleculaire nutriënten duidelijk verbetert. Omgekeerd kunnen therapeutische hoeveelheden zink de koloniseerbaarheid verbeteren.
bron: naturafoundation REFERENTIES 1. Gorbach SL. Probiotics and gastrointestinal health. Am J Gastroenterol 2000 Jan;95(1 Suppl):S2-4 2001; 95: S2-4. 2. Guarner F, et al. Gut flora in health and disease. Lancet 2003 Feb 8;361(9356):512-9. 3. Isolauri E, et al. Probiotics: a role in the treatment of intestinal infection and inflammation? Gut 2002 May;50
Suppl 3:III54-9. 4. Alberda C, et al. Effects of probiotic therapy in critically ill patients: a randomized, double-blind, placebo-
controlled trial. Am J Clin Nutr. 2007 Mar;85(3):816-23. 5. Burns AJ, et al. Anti-carcinogenicity of probiotics and prebiotics. Curr Issues Intest Microbiol 2000 Mar;1(1):13-24
Curr Opin Clin Nutr Metab Care 2001 Nov;4(6):571-9. 6. Naito S, et al. Prevention of recurrence with epirubicin and lactobacillus casei after transurethral resection of
bladder cancer. J Urol. 2008 Feb;179(2):485-90. 7. Cremonini F, et al. Meta-analysis: the effect of probiotic administration on antibiotic-associated diarrhoea.
Aliment Pharmacol Ther 2002 Aug;16(8):1461-7. 8. D’Souza AL, et al. Probiotics in prevention of antibiotic associated diarrhoea: meta-analysis. BMJ 2002 Jun 8;324
(7350):1361. 9. Huang JS, et al. Efficacy of probiotic use in acute diarrhea in children: a meta-analysis. Dig Dis Sci 2002 Nov;47
(11):2625-34. 10. Saavedra J. Probiotics and infectious diarrhea. Am J Gastroenterol 2000 Jan;95(1 Suppl):S16-8 2001; 95: S16-S8. 11. Hickson M, et al. Use of probiotic Lactobacillus preparation to prevent diarrhoea associated with antibiotics:
randomised double blind placebo controlled trial. BMJ. 2007 Jul 14;335(7610):80. Epub 2007 Jun 29. 12. Mitsuyama K, et al. Gut microflora: a new target for therapeutic approaches in inflammatory bowel disease.
Expert Opin Ther Targets. 2008 Mar;12(3):301-12. 13. Mijac VD, et al. Hydrogen peroxide producing lactobacilli in women with vaginal infections. Eur J Obstet
Gynecol Reprod Biol. 2006 Nov;129(1):69-76. Epub 2006 Jul 11. 14. K. Hatakka, et al. Probiotics Reduce the Prevalence of Oral Candida in the Elderly-a Randomized Controlled
Trial. J. Dent. Res., Feb 2007; 86: 125 – 130. 15. P Manzoni, et al. Oral supplementation with Lactobacillus casei subspecies rhamnosus prevents enteric
colonization by Candida species in preterm neonates: a randomized study. Clin Infect Dis, June 15, 2006; 42
(12): 1735-42. 16. Isolauri E, et al. Probiotics in the management of atopic eczema. Clin Exp Allergy 2000 Nov;30(11):1604-10 2001;
30: 1604-110. 17. Betsi GI, et al. Probiotics for the treatment or prevention of atopic dermatitis: a review of the evidence from
randomized controlled trials. Am J Clin Dermatol. 2008;9(2):93-103. 18. Caramia G, et al. Probiotics and the skin. Clin Dermatol. 2008 Jan-Feb;26(1):4-11. 19. Jong, L.S. de. Probiotica: een nieuw medicijn tegen voedselallergie? Voedingsmiddelentechnologie [0042-
7934]:2002 Vol:35 Nr:25 Pg:36 -37. 20. Krasse P, et al. Decreased gum bleeding and reduced gingivitis by the probiotic Lactobacillus reuteri. Swed
Dent J. 2006;30(2):55-60. 21. Sheu BS, et al. Pretreatment with Lactobacillus- and Bifidobacterium-containing yogurt can improve the
efficacy of quadruple therapy in eradicating residual Helicobacter pylori infection after failed triple therapy.
Am J Clin Nutr. 2006 Apr;83(4):864-9. 22. Park SK, et al. The effect of probiotics on Helicobacter pylori eradication. Hepatogastroenterology. 2007 Oct-
Nov;54(79):2032-6. 23. Drahoslava Lesbros-Pantoflickova, et al. Helicobacter pylori and Probiotics. J. Nutr. 2007. 137(3 Suppl 2): p.812S-
8S. 24. Malaguarnera M, et al. Bifidobacterium longum with fructo-oligosaccharide (FOS) treatment in minimal
(11):3259-65. Epub 2007 Mar 28. 25. D’Souza AL, et al. Probiotics in prevention of antibiotic associated diarrhoea: meta-analysis. BMJ. 2002;324
(7350):1361. 26. Katz JA. Probiotics for the prevention of antibiotic-associated diarrhea and Clostridium difficile diarrhea. J Clin
Gastroenterol 2006;40(3):249-55. 27. McFarland LV. Diarrhoea associated with antibiotic use. BMJ. 2007 Jul 14;335(7610):54-5. 28. Hickson M, et al. Use of probiotic Lactobacillus preparation to prevent diarrhoea associated with antibiotics: