Nav een vraag van een client van me, of ze geen tekorten oploopt nu ze geen brood meer heeft en ze iets gelezen heeft in de Volkskrant? Tijd voor
Jodium
uitleg. Ons lichaam produceert zelf geen jodium, dus we moeten alle jodium uit onze voeding halen. De rijkste voedingsbron van jodium is zeewier en producten die hiervan gemaakt zijn, zoals kelpnoedels. Ook vis is rijk aan jodium. Akkers en weilanden die dicht bij zee liggen zijn vaak rijk aan jodium, dus groenten die hier groeien bevatten relatief veel jodium en het vlees van dieren die hier grazen ook.
Multimineral forte van Bonusan zit doorgaans 150 mcg jodium in. Dat is de hoeveelheid die we per dag nodig hebben.
Nog twijfels?
Jodiumtest
Wil je zeker weten of je geen jodiumtekort hebt, probeer dan deze thuis test.
Koop een flesje pure jodium bij de drogist (het echte rode spul; let op met kleding in verband met vlekken)
Smeer met een wattenstaafje of schijfje een stukje van je huid in met jodium (bijvoorbeeld op je arm) en laat dit even drogen. Als de rode plek op je arm 3 tot 4 dagen blijft zitten heb je waarschijnlijk geen tekort aan jodium.
Als de plek binnen een dag verdwijnt wordt de jodium snel opgenomen wat kan duiden op een tekort. In dat geval adviseer ik je contact met mij op te nemen.
Ontzuren is het actief bezig zijn met het reguleren van uw zuurgraad. Dit doet u door enerzijds te letten op verzurende factoren en deze te beperken, en anderzijds door de juiste voeding en supplementen te nemen om zuren uit het lichaam te verwijderen.
Verzuring
Verzurende factoren beperken
Er zijn 7 factoren bekend die het lichaam verzuren. Dit zijn:
Voorkomen is beter dan genezen
Verkeerde voeding
Genotsmiddelen
Stress
Straling
Chemische medicijnen
Levenswijze
Milieuverontreiniging
Kom naar de lezing van 1-7-2015 dan bent u beter in staat om verzuring tegen te gaan.
De asperge (Asparagus officinalis subsp. officinalis) is een plant waarvan de jonge scheuten geteeld worden als groente. Er bestaan witte asperges, groene asperges en paarse asperges. De eerste zijn onder de grond gegroeid en uit het licht gehouden, de tweede hebben wel de zon gezien. In Noordwest-Europa zijn de witte asperges het meest gebruikelijk, in landen als Italië de groene asperges. De paarse asperge is een niche product. Ook komt de asperge in het wild voor in duinstruweel en langs rivieren.
Het woord asperge komt van het Latijn en betekent ‘besprenkelen’.
Asperges zijn een echte delicatesse. De aspergeplant, die eruitziet alsof hij geen bladeren heeft, behoort tot de leliefamilie. De jonge scheuten van de plant worden als groente geteeld. Asperges hebben een vochtafdrijvend effect. Asperges zijn een bron van vitaminen, mineralen en aminozuren . De stoffen inuline en gluthation hebben een belangrijke functie. Inuline is een koolhydraat dat in de darmen een vezeleffect heeft en de darmflora stimuleert. Gluthation speelt een rol bij de afbraak en afvoer van schadelijke stoffen uit het lichaam. De vraag bij asperges is vaak, waar komt nou die onaangename geur bij het urineren vandaan na het eten van asperges. Oorzaak is naar alle waarschijnlijkheid de stof aspargina , een vluchtig zwafelachtig stofje, dat na het zijn werk gedaan te hebben, het lichaam verlaat . Kortom, asperges passen zeker in een goed voedingspatroon.
Bij de bereiding van asperges is het van groot belang om ze voldoende te schillen. Dit kan gedaan worden met een speciaal aspergemesje of met een dunschiller voor groente. Een onvoldoende geschilde asperge is draderig. Ook is het belangrijk dat asperges niet uitdrogen. Bij aanschaf moet hierop gelet worden; thuis kan de asperge enkele dagen bewaard worden door ze in een afgesloten plastic zak en/of overdekt met een natte handdoek in de koelkast te leggen. Wil men asperges langer bewaren, dan kunnen ze geschild en ongekookt ingevroren worden. Als ze uit de vriezer worden gehaald, dienen ze niet ontdooid te worden, maar ingevroren aan de kook te worden gebracht.
Asperges worden, afhankelijk van de dikte, in 8-10 minuten gaargekookt. Het beste gaat dit in een speciale aspergepan, waarin de asperges staande gekookt worden zodat de koppen niet onder water komen, maar een gewone kookpan (met voldoende water zodat de asperges net onder water liggen) werkt ook goed. Men gebruikt een aspergeschep om deze te laten uitlekken.
HET ONTSTAAN VAN ALLERGIEN door verstoorde microflora
30 Jaar terug kwam ik bij mijn huisarts, ik was net met mijn studie natuurgeneeskunde begonnen en vroeg vanwege mijn erfelijk belaste astma om pre en probiotica. De huisarts verklaarde me voor gek, hij zei: “die kunnen niet overleven in de maag”. Wel ben ik op die manier van behandelen, herstel microflora, van mijn astma genezen.
Dat bacteriën toenemend resistent worden voor antibiotica, is inmiddels een erkend probleem. Microbioloog Martin Blaser zal de laatste zijn om dat vraagstuk te onderschatten. Maar hij vindt dat grote bezorgdheid over een ander nijpend probleem minstens zo gepast is. Hij ziet in de opmars van het gebruik van antibiotica, de gestage afname van onze interne microbiologische diversiteit en de tegelijkertijd stijgende incidentie van astma, obesitas, juveniele diabetes, inflammatoire darmziekten en verschillende allergieën meer dan een toevallig correlatief verband.
Hij wijdde er vorige week de jaarlijkse Anatomische Les van AMC en VUmc aan, en publiceerde er een alarmerend boek over: Missing microbes. How the overuse of antibiotics is fueling our modern plagues, in het Nederlands beschikbaar onder de minder omineuze titel: De beestjes in ons. Het belang van bacteriën. (Medisch Contact geeft vijf exemplaren weg, zie onderaan dit artikel!)
In de lounge van zijn Amsterdamse hotel legt hij geduldig uit hoe het volgens hem zit. De aanwijzingen stapelen zich volgens hem op dat ‘ons microbioom’ – de voor elk mens unieke, zeer gevarieerde populatie van al zijn bacteriën – onze gezondheid veel sterker bepaalt dan altijd werd gedacht. En dat structurele verstoringen daarvan door onverstandig gebruik van antibiotica tot ziekten leiden. Ofschoon hij wel onmiddellijk een disclaimer inbouwt: ‘Ik wil niet beweren dat verstoringen van onze microbiële huishouding de enige oorzaak zijn van de opkomst van welvaartsziekten en allergieën.’
Ongewenste invloeden Blaser koesterde – ‘net als alle artsen’ – lange tijd twee geloofsartikelen: ‘Ten eerste: mensen hebben een stabiele bacteriële flora. En ten tweede: antibiotica verstoren misschien de balans in die flora, maar dat duurt slechts kort en wordt vrij snel hersteld. Maar nu daagt het inzicht dat antibiotica niet alleen de bacterie doden waartegen ze worden voorgeschreven, maar dat ze en passant ook een hoop onschuldige en voor ons nuttige exemplaren voorgoed uitschakelen.’
Blaser weet nog wanneer hij zelf van zijn geloof viel. ‘Een jaar of tien geleden sprak ik een jonge wetenschapper die zich ging bezighouden met endocrinologie en metabolische processen bij dieren. Ik vermoedde dat hij wist dat boeren hun vee vanaf de geboorte antibiotica in lage doses geven om infecties te voorkomen. En dat dit de dieren dik maakt. Maar dat was nieuw voor hem. En terwijl ik met hem daarover sprak, bedacht ik plots dat het gebruik van antibiotica op een of andere wijze ook ongewenste invloeden zou kunnen hebben op de vroege ontwikkeling van de mens.’
Tweesnijdend zwaard Maar er was nog iets dat Blasers verontrusting over de toestand van onze microbiële flora in gang zette. ‘Al dertig jaar doe ik onderzoek naar de bacterie Helicobacter pylori, meer speciaal naar de vraag of hij een commensaal of een pathogeen is. Inmiddels weten we dat het om een commensaal met pathogene eigenschappen gaat.’ H. pylori werkt als ‘een tweesnijdend zwaard’: als je ouder wordt, verhoogt hij de kans op maagkanker en maagzweren, maar beschermt hij tegen refluxziekte.
‘We stelden ook vast dat H. pylorial enige tijd op de terugtocht is’, zegt Blaser. ‘Zeker sinds de opkomst van de antibiotica neemt het aantal dragers af. Zoals te verwachten was, gaat dat gepaard met een afname van maagkanker en maagslijmvliesontstekingen en met een toename van het aantal mensen met refluxklachten en een hoger incidentie van het slokdarmcarcinoom.’
Maar Blaser vond nog iets anders: de microbe beschermt tegen astma, huidallergieën en hooikoorts. Volgens hem heeft H. pylori een algemeen effect op het immuunsysteem, en dus op het vermogen allergische reacties te onderdrukken, doordat de microbe het immuunsysteem de instructie geeft om T-remmercellen in te schakelen. ‘Die onderdrukken een allergische reactie én de neiging van het afweersysteem om H. pylori zelf aan te pakken.’ Afname van H. pylori betekent dus meer allergieën.
In de gastro-enterologische gemeenschap zijn deze ideeën helaas anathema, verzucht Blaser. In een voetnoot in zijn boek citeert hij uit een brief die in 1997 in The Lancet verscheen: ‘De enige goede H. pylori is een dode H. pylori.’ Dat is, zegt hij, nog steeds de vigerende visie. Maar hij put hoop uit het feit dat hij zopas de prestigieuze Alexander Fleming Award van de Infectious Diseases Society of America (IDSA) kreeg: ‘Artsen en onderzoekers die geïnteresseerd zijn in onze microbiële flora hebben inmiddels door wat er aan de hand is.’
Immuunsysteem De weg waarlangs antibiotica in de vroegste jeugd hun nadelige invloed uitoefenen, is ‘betrekkelijk simpel’, aldus Blaser. ‘Onze bacteriële flora erven we van onze moeders en die erven haar weer van hun moeders: ‘Verticale transmissie, heet dat. In de eerste drie jaar van ons leven wordt die gigantisch diverse populatie verder opgebouwd. Mijn hypothese is dat de microben een intrinsiek onderdeel zijn van onze ontwikkeling. Ze zijn mede bepalend voor groei en ontwikkeling van ons immuunsysteem, onze stofwisseling en onze cognitie. Over honderdduizenden jaren zijn onze voorouders opgegroeid met die honderd biljoen commensalen waaraan belangrijke functies zijn uitbesteed: zo “instrueren” ze het immuunsysteem, en “vertellen” onze vetcellen hoeveel voedsel er is.’
‘De aanval’, zoals Blaser dat zelf graag noemt, die we met het gebruik van antibiotica hebben ingezet op dit microbioom, en dus ook op de intergenerationele overdracht, kon dan ook niet zonder gevolgen blijven. ‘Epidemiologische studies laten dat zien. Kinderen die op jonge leeftijd vaak antibiotica krijgen, lopen later pakweg twee keer meer kans op obesitas, astma, allergie en diabetes type 1. Voorbeeld: in een Finse studie uit 2013 werden 15.000 kinderen met koeienmelkallergie geïncludeerd. De onderzoekers matchten ze met evenveel kinderen zonder die allergie en stelden vervolgens een aantal vragen. Hadden de kinderen met koeienmelkantilichamen in hun bloed vaker antibiotica gehad dan kinderen die dat niet hadden? Het antwoord was ja: odds-ratio 1,7. Sterker: de onderzoekers vonden zelfs een dosis-responscurve: hoe meer antibiotica, hoe hoger het risico.
Tweede vraag: gebruikten de moeders meer antibiotica tijdens de zwangerschap? Ja: odds-ratio 1,3. En ook hier vonden ze een dosis-responscurve. Laatste vraag: gebruikten de moeders voor het jaar van zwangerschap meer antibiotica? Alweer was het antwoord bevestigend. Een paar jaar geleden hebben we zelf een soortgelijke studie gedaan bij tienduizend kinderen in Engeland. Wij vonden dat antibioticagebruik in de eerste zes maanden van het leven een bepalende risicofactor was voor het later ontstaan van adipositas.’
Ook het stijgende aantal keizersnedes is een in het oog lopende boosdoener, volgens Blaser. Onderzoek wijst uit dat kinderen die zo ter wereld zijn gekomen, meer kans hebben op overgewicht, astma en allergieën. Niet verrassend, vindt hij, want juist een keizersnede verstoort die intergenerationele overdracht van het interne bacteriële milieu. Vlak voor de bevalling verandert de bacteriesamenstelling in de vagina van de zwangere vrouw. De baby komt daarmee in contact tijdens de geboorte en begint met de opbouw van een eigen bacteriepopulatie waarin de bacteriën van de moeder zijn terug te vinden. ‘Bij een keizersnede gebeurt dat niet.’
Grote verschillen Om meer zicht te krijgen op de precieze biologische mechanismen doen Blaser en zijn groep ook veel dierexperimenteel onderzoek. Zo ontdekten ze grote verschillen tussen jonge muizen die lang-durige lage doses antibiotica kregen en muizen die vrij van antibiotica bleven, nadat ze beide groepen op een vetrijk dieet hadden gezet. De muizen uit de experimentele groep werden ongeveer
10 procent zwaarder en verzamelden 40 procent meer vet dan hun soortgenoten die geen antibiotica kregen. ‘Wat te verwachten was, want dat zie je ook in de veeteelt’, constateert Blaser.
Vervolgens zetten hij en zijn medewerkers jonge muizen op een antibiotica-regime vergelijkbaar met dat van mensenkinderen. Ze kregen slechts een paar geneeskrachtige doses. Ook nu traden er structurele veranderingen op: de microbiële diversiteit nam af en de muizen groeiden harder. Wel was er onderscheid tussen de gebruikte middelen: amoxicillinekuren gaven een minder blijvend effect dan tylosinekuren.
Modder en aarde
Met zijn ideëen loopt Blaser bepaald niet in de pas met de zogeheten ‘hygiënehypothese’. Volgens die hypothese zou dé oorzaak van de stijgende incidentie van allergieën zijn dat kinderen in een te schone leefomgeving opgroeien. Dat zou hun immuunsysteem in slaap sussen, waardoor het later in het leven reageert op valse alarmsignalen. Blaser: ‘Veel verdedigers van deze hypothese vinden daarom dat je kinderen meer moet blootstellen aan vee en aan huisdieren, en aan andere vieze dingen als modder en aarde. Dat gaat niet werken. Mijn stelling is dat de microbes in de aarde of in deze dieren allemaal irrelevant voor ons zijn. Die organismen zijn aangepast aan honden en koeien en zijn niet geco-evolueerd met de mens; ze zijn dus ook niet geadapteerd aan leven in het menselijk lichaam.’
Blasers oplossingen zien er anders uit. Hij somt op: ‘We moeten artsen beter opleiden in het toepassen van antibiotica. Kinderen die heel erg ziek zijn, moeten uiteraard antibiotica krijgen. Maar in Zweden gebruiken ze 40 procent minder antibiotica dan in de VS. Toch zien we in Zweden geen hogere incidentie van doofheid of een hogere mortaliteit onder kinderen. 60 procent van de antibiotica die we in de VS voorschrijven, is dus nodig.
In de tweede plaats moeten we op den duur de micro-organismen die verloren zijn gegaan, vervangen. In 1997 heb ik voorspeld dat we H. pylori zullen terug-geven aan kinderen; ik geloof dat nog steeds.’ Zijn probiotica dus een oplossing? ‘Misschien’, zegt Blaser aarzelend. ‘Maar het spul dat nu over de toonbank gaat, is dat niet. Want welke mix van bacteriën moet daar precies inzitten? Besef steeds: onze bacteriële verschillen zijn nog groter dan onze genetische. Ieder mens is uitgerust met een unieke mix van microbes. Dus: wat voor de één goed is, hoeft dat voor de ander nog niet te zijn.’
Verder pleit hij voor betere diagnostiek: ‘Er zijn waarschijnlijk zo’n dertig bacte-riële pathogenen die 95 procent van de infectieziekten veroorzaken. Zelfs de smalspectrumantibiotica zijn daarvoor eigenlijk nog te breed. We zouden anti-microbiële middelen moet maken die specifiek tegen elk van die infectueuze bacteriën kunnen worden ingezet, zodat ze geen collaterale schade veroorzaken.’
Blaser vestigt zijn hoop op het onderzoek naar ‘de genetische kaart’ van het menselijk microbioom – kennis daarvan zou de grondslag moeten zijn voor de productie van nieuwe middelen. ‘Alleen: er is geen markt voor, want steeds gaat het om medicijnen die slechts kort nodig zijn. Daar moet dus belastinggeld bij.’
Amazone Zijn er mensen bij wie de interne bacteriële diversiteit nog wel heel hoog is?
Blasers ogen twinkelen: ‘Mijn vrouw, Maria Gloria Dominguez, doet daar onderzoek naar. Ze bestudeert volken in het Amazonegebied die zelden of nooit in aanraking zijn geweest met antibiotica. Ze vindt inderdaad een hoge diversiteit. Twee jaar geleden leek het er nog op dat we 15-25 procent van onze diversiteit hebben verloren als we de darmbacteriën van deze mensen als referentie nemen, maar recent onderzoek laat zien dat het mogelijk meer dan een derde is.’
Zolang we niets doen, zullen de gevolgen zich opstapelen, vreest Blaser. ‘Elke volgende generatie zal aan microbiële diversiteit inboeten.’ Hij maakt graag de vergelijking met ‘echte’ ecosystemen: ‘Gezond regenwoud kent een grote bio-diversiteit. Uiteindelijk is ook ieder mens drager van een ecosysteem met eenzelfde soort biologisch evenwicht als een koraalrif of een tropisch regenwoud. Miljoenen mensen zullen vatbaar zijn voor pathogenen als dat evenwicht ernstig verstoord raakt.’
Blaser noemt dat ‘de antibiotische winter’. En nee, dat is geen doomsday-profetie: ‘Het is een angstaanjagend, maar reëel vooruitzicht.’
Suiker versterkt net als drugs het vrijkomen van dopamine in de hersenen. Op de lange termijn zorgt regelmatige consumptie van suiker ervoor dat we steeds meer nodig hebben om hetzelfde beloningseffect te krijgen. Het brein wordt tolerant tegenover suiker en er zijn steeds grotere hoeveelheden nodig. Onze hersenen reageren op suiker op dezelfde manier als op cocaïne!
Voedingsproducenten weten dat ook. Sterker nog, ze doen buitengewoon veel onderzoek naar de smakelijkheid van hun producten. En ze bedoelen met smakelijkheid niet een ’aangename smaak’, maar het vermogen van die voeding om de eetlust te prikkelen en ons ertoe aan te zetten meer te eten!
Bijna iedereen heeft ermee te maken: dat koekje, brood, pasta of stuk taart niet kunnen laten staan. Snel verteerbare koolhydraten en suikers zijn volgens onderzoek meer verslavend dan cocaïne.
Het eten van (te veel) snel verteerbare koolhydraten zorgt ervoor dat we in korte tijd weer zin krijgen in dezelfde vorm van koolhydraten. Als je te veel snel verteerbare koolhydraten eet, kan dit leiden tot een onbedwingbare drang naar meer, als je even zonder zit. Snel verteerbare koolhydraten zijn o.a. brood, pasta, ontbijtgranen, snoep, koek, frisdranken en veel fruitsappen.
Genotpunt
Die zelfde voedingswetenschappers hebben aangetoond dat er een ‘punt’ bestaat waarop we voeding het lekkerst vinden en er het meest van eten. Dat punt, ook wel ‘bliss point’ of genotpunt genoemd, komt overeen met een bepaalde verhouding (en hoeveelheid) suiker, vet en zout.
Producenten zorgen er voor dat hun producten zo dicht mogelijk het ‘genotpunt’ benaderen. Dan vinden we hun producten namelijk het lekkerst en eten we er meer van, zelfs als we geen honger hebben!
Elk product dat bereid wordt in een fabriek is ontworpen om zo lekker mogelijk te smaken. En dus hebben ze er suiker, vet en zout aan toegevoegd in die bewuste ideale verhouding. Ook als je dat niet verwacht.
Een voorbeeld
Salades uit de supermarkt – de groente van de salade is OK, maar er is kaas, spek of croutons (vet + zout) aan toegevoegd en de dressing is een saus vol met suiker, zout, kunstmatige geur-, kleur-, en smaakstoffen. Hoezo gezond eten?
De lijst kan erg lang worden, maar hopelijk is de boodschap duidelijk: industrieel bereide voeding is ontworpen om je er (te) veel van te laten eten. En wist je dat die zelfde producenten ook afslankproducten op de markt brengen??
Onze hersenen en suiker
Maar hoe kan het nou dat we zo sterk reageren op die combi van smaken. Wel, zoals boven beschreven triggert suiker (net als cocaïne) de hersenen. Vanaf het moment dat we zoet proeven gaat er een serie van (zenuw)impulsen naar en door onze hersenen die het lichaam ervaart als een goed gevoel, een beloning. Pijn en stress kunnen zelfs minder worden.
Het eten van veel suiker/vet/zout zorgt er dus voor dat je een proces in gang gezet wordt dat te vergelijken is met een drugsverslaafde die een shot neemt. Je verwent jezelf, je voelt je goed en als bonus worden andere (vervelende) emoties nog weggedrukt ook.
Daarnaast hebben de onderzoekers nog ontdekt dat er ook nog andere redenen zijn waarom we iets lekker vinden. En dat heeft te maken met cues, prikkels van onze zintuigen, onze ogen, maar vooral in de mond. Die worden veroorzaakt door b.v. textuur, bite, visuele vorm en soort smaak. Een nieuw ijsje heeft een krokante buitenkant (bite), binnenin luchtig ijs (textuur) dat zeer veel suiker en vet bevat (zoet+ vet) en uiteraard ook nog langzaam en zeker niet te snel smelt (smaakervaring).
Geproduceerde voeding is ontworpen om aan al die eisen te voldoen, zodat we er (te) veel van eten. Zo simpel is het. Als we nou ook nog met een groep zijn is de (eet) boot helemaal aan, want het blijkt dat we in goed gezelschap tot 40% meer eten.
Een junk food verslaving is veel meer als een drugsverslaving dan wetenschappers eerder gedacht. Ze beweren nu suiker is acht keer meer verslavend dan cocaïne.Dr. Nicole Avena van de Icahn School of Medicine aan de berg Sinaï vertelt The Huffington Post dat pizza is de meest verslavende voedsel veruit vanwege de verborgen suiker je in vinden maar één keer slice. De tomatensaus op de pizza, bijvoorbeeld, kunnen meer suiker dan een paar Oreos hebben.
Andere zeer verslavend voedingsmiddelen zijn chips, koekjes en ijs.
Komkommers zijn het minst verslavende voedsel, gevolgd door wortelen en bonen.
Dr. Avena gevonden gedrag en houding ten opzichte van sommige voedingsmiddelen nauw spiegel verslaving patronen. De meest verslavende voedingsmiddelen zijn degenen die hoog op de glycemische index zijn.
“Verschillende studies suggereren dat werkelijk zeer smakelijk, zeer bewerkte voedingsmiddelen gedrag en veranderingen kunnen veroorzaken in de hersenen die men zou gebruiken om een verslaving te diagnostiseren, zoals drugs en alcohol,” aldus Avena.
Cardioloog Dr. James O’Keefe zegt suiker bijdraagt tot cardiovasculaire ziekte, evenals leverziekte, hypertensie, type 2 diabetes, obesitas en Alzheimer.
“Toen we eten meel en suiker in verwerkte voedingsmiddelen tarwe, spikes onze suiker, dan insuline. Dat zijn de hormonale stoornissen die je buik vet op te slaan, en dan moet je hongerig naar meer snoep en zetmeelrijke junk food zijn,” vertelde O’Keefe KCTV .
O’Keefe zegt dat het kan zes weken duren om een suiker verslaving te schoppen, en u kunt een sterke hunkeren ervaren bijna als een drug terugtrekking. Maar hij zegt dat de voordelen op lange termijn zijn de moeite waard.
“De bloeddruk naar beneden komt, diabetes gaat weg, obesitas gaat weg, teint ruimt, stemming ruimt, slaap verbetert. Het is echt, echt opvallend,” O’Keefe vertelde KCTV.
Dus wat moet je eten? O’Keefe pleit voor een ‘terug naar de basis “dieet.
“Veel groenten, veel fruit en noten, bessen en vis, kip en water en bruisend water,” zei O’Keefe. “Ik zal je vertellen dat ze niet gelukkig. Had om zich te ontdoen van ontbijtgranen, Pop Tarts en crackers.”
Grote hoeveelheden insuline zijn erg belastend voor je
Veel mensen worden al geboren met (aanleg voor) een slecht werkende insuline-huishouding. Je ziet dat vaak in families terugkomen. Maar ook een goedwerkende insuline-huishouding kan uiteindelijk bezwijken door het eten van teveel koolhydraten.
Mogelijke gevolgen van teveel koolhydraten eten en een slecht werkende insuline-huishouding
Diabetes ontstaat wanneer het overbelaste insulinesysteem het opgeeft
Matig tot zeer ernstig overgewicht, doordat koolhydraten worden opgeslagen als vet
Erg veel mensen slikken, soms al heel veel jaren achtereen, cholesterolverlagende medicijnen, de zogeheten statines.
Mensen krijgen te horen dat slecht cholesterol samengaat met een hoog risico op een hartinfarct. Als gevolg daarvan nemen mensen massaal statines en vermijden ze voedsel dat verzadigd vet en cholesterol bevat.
Verzadigd vet zou het cholesterolgehalte verhogen waardoor onze aderen verstopt zouden raken, met een hartaanval als gevolg. Dit wordt ook wel de verzadigd vethypothese van cardiovasculaire ziekten genoemd.
Enkele studies in de jaren zeventig toonden aan dat een verhoogd LDL-gehalte samengaat met een hoog risico op hart- en vaatziekten. Al deze studies werden betaald én gehouden door de farmaceutische industrie die cholesterolverlagende medicijnen maakt en verkoopt.
Inmiddels betwist menig arts de waarheid van deze onderzoeken. Uit de nieuwste onderzoeken blijkt onder meer het volgende:
Mensen met een hoog cholesterol leven vaak langer
Mensen die lijden aan een hartziekte hebben vaak een laag cholesterol
Cholesterolverlagende medicijnen leiden niet tot een vermindering van het aantal hartaandoeningen.
Ondanks wijdverspreid gebruik blijken statines de levensverwachting in de meeste gevallen niet te verhogen. Het verlagen van cholesterol is een gigantische wereldwijde industrie geworden, waar ieder jaar tenminste 29 miljard dollar (22 miljard euro) in omgaat.
Zijn de feiten over hartziekten, cholesterol en cholesterolverlagende medicijnen bewust verdraaid door farmaceutische bedrijven en levensmiddelenfabrikanten om meer winst te maken?