
Alie Wouda Natuurpraktijk Aurora
Alie Wouda Natuurpraktijk Aurora
Klachten voortkomend uit het maag-darmkanaal zijn vaak moeilijk te omschrijven. Dat vinden we terug in de benaming. We praten over: spastische, lekkende of prikkelbare darmen. Benamingen die op zich weinig duidelijkheid scheppen. Op de vraag wat een spastische of lekkende darm dan precies is, zal een eensluidend antwoord uitblijven. Het geeft aan dat er onduidelijkheid bestaat over de diversiteit aan oorzaken van de klachten. In deze tekst zal ik ingaan op enkele belangrijke aspecten van de maag-darmproblematiek:
We spreken over een microbiële onbalans of dysbiose wanneer het evenwicht van de micro-organismen verstoord is. In deze publicatie betreft het de onbalans in het maag-darmtraject, de mond en de vagina. Onbalans kunnen bepaalde microben ziektes veroorzaken doordat ze onze ingenomen voedingsstoffen ongunstig beïnvloeden en immuunreacties in het lichaam veroorzaken. In onze darmen bevinden zich meer dan 500 verschillende soorten microben. Gezamenlijk ontwikkelen deze meer metabolische activiteit dan enig ander orgaan in ons lichaam.
Microben
De belangrijkste microben die bij een verstoord evenwicht ongewenst de overhand kunnen krijgen zijn:
Bacteriën kunnen verder worden onderverdeeld in: ˘
Aërobe bacteriën in het lichaam Kunnen overheersen bij een overmaat aan antibiotica en bij acute virale of bacteriële infecties waardoor verschillende goedaardige soorten worden gedood. ˘
Anaërobe bacteriën in het lichaam De aanwezigheid van deze bacteriën in het lichaam is moeilijk vast te stellen. ˘ Bacteriën in voedsel en water Zoals Salmonella, Shigella of E.coli die voedselvergiftiging kunnen veroorzaken. De meest voorkomende bacteriën zijn: Campylobacter jejuni, Clostridium difficile en perfiringens, Bacteroides fragilis, Klebsiella, Proteus, Salmonella, Shigella, Cryptosporidiën.
Meer weten kom dan naar de lezing Meld je aan door hierop te klikken
Het maagdarmkanaal is het belangrijkste immuunorgaan van ons lichaam en staat via het grote oppervlak van de darmwand continu in contact met de buitenwereld (door de ontelbare microvilli). De darminhoud kan behalve voedingsstoffen ook een groot aantal lichaamsvreemde, toxische stoffen en ziekteverwekkende bacteriën bevatten. In het darmkanaal leven ca. 100.000 miljard (10 tot de macht 14) bacteriën. Dit is ongeveer tien keer zoveel als het totaal aantal cellen van het menselijk lichaam. De gezondheid van de darmen is het resultaat van een microscopisch samenspel tussen miljarden gunstige (probiotische) en ongunstige (pathogene) bacteriën. De algehele gezondheid van de mens wordt grotendeels bepaald door de mate van evenwicht van de darmflora. Een gezonde darmflora is daarom absoluut noodzakelijk voor een goede gezondheid.
W E R K I N G
Probiotische bacteriestammen hebben onder meer de volgende effecten:
● Antimicrobiële activiteit tegen pathogenen: probiotische bacteriën gaan de groei van pathogene organismen in het maagdarmkanaal tegen. Ze strijden om het beschikbare voedsel en de beschikbare ruimte (o.a. om zich te kunnen hechten aan de darmwand) en scheiden daarbij substanties uit, zoals melkzuur en andere organische zuren en antibiotisch werkende stoffen die bekend staan onder de naam bacteriocinen. Daardoor ontstaat er een milieu waarin pathogenen zich niet thuis voelen en niet kunnen uitgroeien. Eenmaal gehecht aan de darmwand is er geen plaats meer voor ongunstige bacteriën. Onderzoeken tonen de antagonistische werking aan van probiotica op pathogene microben en het vermogen om darminfecties, veroorzaakt door deze schadelijke organismen, te genezen [1, 2, 3].
● Voedselvertering: probiotische organismen dragen bij aan het verteringsproces, doordat ze enzymen (zoals lactase) bevatten. De vertering van lactose en melkproducten wordt hiermee ondersteund.
● Productie van kortketenige vetzuren: kortketenige vetzuren zoals melkzuur (lactaat), azijnzuur (acetaat), proprionzuur (proprionaat) en boterzuur (butyraat), worden gebruikt als voeding door de darmepitheelcellen en zijn therapeutisch gebruikt bij aandoeningen als IBS (Inflammatory Bowel Syndrome). Het probleem met orale toediening van boterzuur is de onaangename geur, dit probleem heeft men niet bij het boterzuur wat gevormd wordt door probiotische bacteriën.
● Anti schimmel, virus en gist werking: de door de darmflora geproduceerde kortketenige vetzuren voeden het darmepitheel, waardoor een sterke barrière ontstaat tegen ongunstige schimmels en gisten. Hierdoor wordt voorkomen dat schimmels vanuit de darm in de bloedbaan terechtkomen. Virussen kunnen vernietigd of verwijderd worden door absorbtie.
● pH verlaging: kortketenige vetzuren verlagen de pH en houden daardoor de groei van pathogene darmbewoners in toom. Bovendien vergemakkelijkt een lage pH de absorptie van mineralen zoals calcium, magnesium en zink. Probiotica verhogen hiermee de biobeschikbaarheid van mineralen.
● I m m u u n v e r s t e r k i n g : probiotische flora heeft een krachtig effect op het immuunsysteem door het versterken van zowel de cellulaire als de humorale immuunrespons [4].
● Vermindering van voedselallergieën: een niet-evenwichtige darmflora kan bijdragen aan een hyperpermeabele darmwand (verhoogde doorlaatbaarheid), vroeger ook wel het “leaky gut” syndroom genoemd. Deze doorlaatbaarheid wordt in verband gebracht met een groot aantal ziektebeelden, waaronder voedselovergevoeligheden, voedselallergieën en overbelasting van de lever.
● Cholesterolverlaging: probiotische bacteriën converteren cholesterol in een minder absorbeerbare vorm, waardoor de absorptie van cholesterol vanuit het maagdarmkanaal wordt verminderd en het serumcholesterolgehalte daalt.
● Productie van vitaminen: veel enzymen in het lichaam hebben voor hun functioneren B-vitaminen als co- enzym nodig. Bifidobacteriën kunnen sommige van deze vitaminen produceren, waaronder vitamine B1, B6, B12, foliumzuur, biotine en vitamine K, evenals verschillende aminozuren.
● Inwendige reiniging: probiotica helpen bij het herstel van de microbiële flora in de gehele darm. De dikke darm kan gezien worden als een afvalbewaarbak, waarbij een regelmatige stoelgang ophoping van toxines voorkomt. Lactobacillen en bepaalde gisten hebben een stimulerende functie op de darmperistaltiek en bevorderen hiermee een regelmatige stoelgang.
● Preventie en behandeling van diarree [7, 8, 9]: in een gezond darmkanaal heerst een milieu waarin de meeste pathogene bacteriestammen zich niet thuis voelen. De probiotische flora voorkomt door productie van zuren en antibiotisch werkende stoffen, evenals door competitie om voedsel en ruimte, dat grote aantallen pathogenen de darm gaan koloniseren. De mate waarin een darm daartoe in staat is, wordt kolonisatieresistentie genoemd. Bij een dysbiotische flora, bv. na antibioticagebruik of als gevolg van een
infectie met Clostridium difficile, bestaat de kans dat de pathogene stammen, die door hun toxische bijproducten soms de oorzaak zijn (geweest) van de diarree, de probiotische flora gaan overgroeien. Ongeacht wat de oorzaak is, gaan er bij diarree in korte tijd grote aantallen probiotische bacteriën verloren. Het is dan van groot belang de probiotische stammen snel weer aan te voeren, omdat deze de beste bestrijders zijn van deze pathogenen [10, 11].
INDICATIES
Antibioticagebruik: antibiotica kunnen een groot deel van de darmflora doden. Toediening van probiotica vult gunstige bacteriën aan. Probiotica moeten enkele uren voor of na de antibiotica ingenomen worden. Obstipatie: het gebruik van probiotica kan constipatie als gevolg van een slechte darmflora verlichten en hiermee een regelmatige stoelgang bevorderen.
(Reizigers-)diarree: diverse Lactobacillus-stammen werken preventief en therapeutisch bij diarree. Zowel de duur als de intensiteit van diarree-aanvallen kan worden teruggedrongen [9]. Chronische darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa. Beiden ziektebeelden gaan gepaard met ontstekingen. Één van de eigenschappen van probiotica is dat ze ontstekingen kunnen verminderen door de weerstand (via het immuunsysteem) te verhogen.
IBS (Inflammatory Bowel Syndrome) ook wel PDS (Prikkelbare Darm Syndroom) genoemd [12]. Hypercholesterolemie: probiotische bacteriën zorgen voor een verhoogde uitscheiding van galzuren, het lichaamscholesterol wordt in hogere mate omgezet in galzuren. Immuunzwakte: de darm is het grootste immuunorgaan van het lichaam. Verbetering van de darmflora in de dunne darm heeft een zeer positief effect op de conditie van het afweersysteem[4].
Infecties van de urinewegen (cystitis), vagina of darmen: bij vaginale infecties (Chlamydia, Trichomonas en Candida) kunnen regelmatige vaginale douches met een probiotica oplossing helpen [13]. Lactobacillus acidophilus kan de duur en incidentie van Candida-infecties (zoals Candida albicans) in de vagina en colon verminderen. Darmparasieten: probiotica, evenals bepaalde gunstige gisten, hechten zich aan de darmwand zodat er geen plaats meer is voor andere organismen. Candidiasis: probiotica kan de kolonisatie en groei van Candida soorten, zoals Candida albicans, remmen. Ook het immuunsysteem kan door toediening van probiotica beter reageren op contact met Candida. Dit geldt voor alle leeftijden, zowel voor te vroeg geborenen als ouderen [14, 15]. Huidaandoeningen als acné, psoriasis en eczeem: de ontstekingsremmende werking van probiotica beperkt zicht niet enkel tot de darm. Uit een studie met jonge kinderen met atopisch eczeem bleek toediening van lactobacillus- en bifidobacteriën na 2 maanden significant de huidaaandoening te verbeteren vergeleken met de placebo groep [16]. Uit een review bleek vooral de Lactobacillus rhamnosus stam effectief te zijn bij (atopisch) eczeem [17]. In een algemene review over probiotica in relatie met de huid wordt de relatie tussen intestinale microflora, het immuunsysteem en de huid gepresenteerd. Uit de diverse onderzoeken opgenomen in de review blijkt probiotica gunstige effecten te hebben bij huidaandoeningen [18]. Allergie: zo’n 80% van de afweer vindt zijn oorsprong in de darm. Een goed afweersysteem voorkomt allergische reacties. bij kinderen met eczeem (atopische dermatitis) veroorzaakt door koemelkallergie kunnen Lactobacillen de symptomen verminderen. De probiotische bacteriën verbeteren de integriteit van de darmwand en gaan ontstekingen aldaar tegen [16]. Voedselallergieën: probiotica kunnen ingezet worden bij het voorkomen en behandelen van voedselallergieën [19]. Bij een voedselallergie verloopt de reactie op de allergenen via het immuunsysteem. Probiotica verhogen de immuniteit van de darm, verbeteren de functie van cytokinen en de darmpermeabiliteit neemt af. Lactose intolerantie: probiotische stammen produceren lactase waardoor lactose afgebroken kan worden. Jicht: probiotica hebben een verlagend effect op urinezuur. Artritis en andere reumatische aandoeningen: omdat probiotica het immuunsysteem opkrikken kan het lichaam ontstekingen beter opruimen. Tandvleesontstekingen: bij tandvleesontstekingen kan de mond regelmatig gespoeld worden met een oplossing van probiotica. Ontstekingen aan het tandvlees gaan vaak samen met bloedend tandvlees tijdens het poetsen. Ook plakvorming komt minder voor als gespoeld wordt met probiotica [20]. Ulcera in maag of duodenum. Vaak blijkt een infectie met de Helicobactor pylori verantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van een maagzweer. probiotica helpen bij het bestrijden van deze bacterie [21, 22]. Uit een analyse van 9 humane studies bleken 7 studies een positief effect te laten zien van probiotica bij gastritis (maagontsteking), veroorzaakt de de H. pylori. De hoeveelheid H. pylori kon effectief besteden worden met probiotica. Tevens bleek probiotica een goede ondersteuning te zijn van de behandeling van H. Pylori met antibiotica. Ook werden de bijwerkingen van de antibiotica gereduceerd door de probiotica [23]. Flatulentie: probiotica helpen bij de voedselvertering en dragen bij aan het verteringsproces, doordat ze enzymen (zoals lactase) produceren. Tevens helpen ze bij het verlagen van de pH. Door de verbeterde vertering wordt gisting en de hiermee samengaande gasvorming vermindert of voorkomen. Hepatische encefalopathie (HE): bij dit syndroom spelen diverse factoren een rol, waaronder uit de darm afkomstige toxinen zoals ammoniak en andere stikstof bevattende stoffen [24].
Informatie tot nu interessant en wilt u meer weten? voeg me toe als vriend, dan kunnen we erover discussiëren https://www.facebook.com/natuurpraktijkaurora
CONTRA-INDICATIES Van probiotica zijn geen contra-indicaties bekend, ook niet in hoge doseringen.
BIJWERKINGEN Patiënten die pro- en prebiotica gebruiken, kunnen aanvankelijk een verhoogde gasvorming of krampen bemerken.
Dit is een teken dat de gunstige bacteriën aan het fermenteren zijn en het darmmilieu aan het verzuren is. Na verloop van tijd (meestal een week) past het lichaam zich aan en verminderen of verdwijnen deze neveneffecten. In een dergelijk geval kan het zinvol zijn de aanvangsdosis gedurende de eerste twee weken te verminderen tot de helft van de aanbevolen dosering.
INTERACTIES Probiotica verminderen de bijwerkingen van antibiotica en kunnen diarree veroorzaakt door antibiotica verminderen of voorkomen [25-28]. Interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.
DOSERING Om effectief te kunnen zijn dient een probioticum per dosis toch minstens enkele miljarden bacteriekiemen te bevatten. Dit omdat er altijd een deel van de bacteriën sneuvelt voordat ze in de darm terechtkomen.
Over het beste moment van inname van probiotica bestaan verschillende opvattingen. In principe overleven de meeste bacteriën als ze weinig maagzuur, verteringsenzymen en gal tegenkomen én wanneer ze niet te lang in het maagmilieu moeten verblijven. Het transport door de maag vindt relatief het snelst plaats wanneer de maag leeg is. Van een glas water vermengd met een probioticum dat op lege maag is ingenomen, wordt iedere 10 minuten de helft van de maaginhoud in het darmkanaal geleegd. Na een half uur is dan 87,5% van de ingenomen bacteriestammen al in de darm aanwezig. Maar ook de zuurgraad (pH) van de maagvloeistof bepaalt in sterke mate de overleving van de bacteriestammen in de maag. De pH van de maag is het hoogst ‘s ochtends voor het ontbijt, ‘s avonds voor het slapen gaan en tijdens de maaltijden (pH >4). Tussen de maaltijden door kan de pH dalen tot beneden de 3.
Inname van probiotica is qua zuurgraad het gunstigst op een lege maag ‘s ochtends voor het ontbijt, ‘s avonds voor het slapen gaan of bij de maaltijden. Bij de maaltijd is echter de maagpassage een stuk trager en zijn er ook meer gal en verteringsenzymen aanwezig, vooral wanneer de maaltijd veel vet en/of eiwit bevat.
Het is aan te raden probiotica verspreid over de dag in te nemen, vooral in het begin in verband met mogelijke bijwerkingen als gasvorming en kramp. Ieder probioticum heeft zijn eigen specifiek karakter. Afhankelijk van de bacteriestammen in de probiotia is het aan te raden om de probiotica regelmatig te gebruiken om uitspoeling te voorkomen.
Voedingsvezels hebben eveneens een gunstig effect op de darmflora en met name op de Bifidobacteriën in de dikke darm. Het gebruik van een vezelrijke voeding werkt daarom ondersteunend bij het gebruik van probiotica. Probiotica zelf werken synergistisch bij alle orthomoleculaire therapieën, omdat een goede darmflora de absorptie van de orthomoleculaire nutriënten duidelijk verbetert. Omgekeerd kunnen therapeutische hoeveelheden zink de koloniseerbaarheid verbeteren.
bron: naturafoundation
REFERENTIES 1. Gorbach SL. Probiotics and gastrointestinal health. Am J Gastroenterol 2000 Jan;95(1 Suppl):S2-4 2001; 95: S2-4. 2. Guarner F, et al. Gut flora in health and disease. Lancet 2003 Feb 8;361(9356):512-9. 3. Isolauri E, et al. Probiotics: a role in the treatment of intestinal infection and inflammation? Gut 2002 May;50
Suppl 3:III54-9. 4. Alberda C, et al. Effects of probiotic therapy in critically ill patients: a randomized, double-blind, placebo-
controlled trial. Am J Clin Nutr. 2007 Mar;85(3):816-23. 5. Burns AJ, et al. Anti-carcinogenicity of probiotics and prebiotics. Curr Issues Intest Microbiol 2000 Mar;1(1):13-24
Curr Opin Clin Nutr Metab Care 2001 Nov;4(6):571-9. 6. Naito S, et al. Prevention of recurrence with epirubicin and lactobacillus casei after transurethral resection of
bladder cancer. J Urol. 2008 Feb;179(2):485-90. 7. Cremonini F, et al. Meta-analysis: the effect of probiotic administration on antibiotic-associated diarrhoea.
Aliment Pharmacol Ther 2002 Aug;16(8):1461-7. 8. D’Souza AL, et al. Probiotics in prevention of antibiotic associated diarrhoea: meta-analysis. BMJ 2002 Jun 8;324
(7350):1361. 9. Huang JS, et al. Efficacy of probiotic use in acute diarrhea in children: a meta-analysis. Dig Dis Sci 2002 Nov;47
(11):2625-34. 10. Saavedra J. Probiotics and infectious diarrhea. Am J Gastroenterol 2000 Jan;95(1 Suppl):S16-8 2001; 95: S16-S8. 11. Hickson M, et al. Use of probiotic Lactobacillus preparation to prevent diarrhoea associated with antibiotics:
randomised double blind placebo controlled trial. BMJ. 2007 Jul 14;335(7610):80. Epub 2007 Jun 29. 12. Mitsuyama K, et al. Gut microflora: a new target for therapeutic approaches in inflammatory bowel disease.
Expert Opin Ther Targets. 2008 Mar;12(3):301-12. 13. Mijac VD, et al. Hydrogen peroxide producing lactobacilli in women with vaginal infections. Eur J Obstet
Gynecol Reprod Biol. 2006 Nov;129(1):69-76. Epub 2006 Jul 11. 14. K. Hatakka, et al. Probiotics Reduce the Prevalence of Oral Candida in the Elderly-a Randomized Controlled
Trial. J. Dent. Res., Feb 2007; 86: 125 – 130. 15. P Manzoni, et al. Oral supplementation with Lactobacillus casei subspecies rhamnosus prevents enteric
colonization by Candida species in preterm neonates: a randomized study. Clin Infect Dis, June 15, 2006; 42
(12): 1735-42. 16. Isolauri E, et al. Probiotics in the management of atopic eczema. Clin Exp Allergy 2000 Nov;30(11):1604-10 2001;
30: 1604-110. 17. Betsi GI, et al. Probiotics for the treatment or prevention of atopic dermatitis: a review of the evidence from
randomized controlled trials. Am J Clin Dermatol. 2008;9(2):93-103. 18. Caramia G, et al. Probiotics and the skin. Clin Dermatol. 2008 Jan-Feb;26(1):4-11. 19. Jong, L.S. de. Probiotica: een nieuw medicijn tegen voedselallergie? Voedingsmiddelentechnologie [0042-
7934]:2002 Vol:35 Nr:25 Pg:36 -37. 20. Krasse P, et al. Decreased gum bleeding and reduced gingivitis by the probiotic Lactobacillus reuteri. Swed
Dent J. 2006;30(2):55-60. 21. Sheu BS, et al. Pretreatment with Lactobacillus- and Bifidobacterium-containing yogurt can improve the
efficacy of quadruple therapy in eradicating residual Helicobacter pylori infection after failed triple therapy.
Am J Clin Nutr. 2006 Apr;83(4):864-9. 22. Park SK, et al. The effect of probiotics on Helicobacter pylori eradication. Hepatogastroenterology. 2007 Oct-
Nov;54(79):2032-6. 23. Drahoslava Lesbros-Pantoflickova, et al. Helicobacter pylori and Probiotics. J. Nutr. 2007. 137(3 Suppl 2): p.812S-
8S. 24. Malaguarnera M, et al. Bifidobacterium longum with fructo-oligosaccharide (FOS) treatment in minimal
hepatic encephalopathy: a randomized, double-blind, placebo-controlled study. Dig Dis Sci. 2007 Nov;52
(11):3259-65. Epub 2007 Mar 28. 25. D’Souza AL, et al. Probiotics in prevention of antibiotic associated diarrhoea: meta-analysis. BMJ. 2002;324
(7350):1361. 26. Katz JA. Probiotics for the prevention of antibiotic-associated diarrhea and Clostridium difficile diarrhea. J Clin
Gastroenterol 2006;40(3):249-55. 27. McFarland LV. Diarrhoea associated with antibiotic use. BMJ. 2007 Jul 14;335(7610):54-5. 28. Hickson M, et al. Use of probiotic Lactobacillus preparation to prevent diarrhoea associated with antibiotics:
randomised double blind placebo controlled trial. BMJ. 2007 Jul 14;335(7610):80. Epub 2007 Jun 29.
Alie Wouda
Wilt u een afspraak maken? Dat kan online
Slechte darmen: de moeder van alle ziektes
Belangrijke aspecten maag-darm problematiek nader bekeken
Voeding en vertering zijn onlosmakelijk verbonden met een goede gezondheid. Niet voor niets wordt gezegd dat we zijn wat we eten. Maar zelfs de meest gezonde voeding is pas doelmatig als die door ons lichaam goed kan worden opgenomen en verteerd. Een structureel slecht verteringsproces in maag en darmen kan leiden tot chronische klachten elders in het lichaam.
In India zegt men dan ook: ‘slechte darmen: de moeder van alle ziektes’.
Vage benaming maag-darmklachten geeft complexicteit aan
Klachten voortkomend uit het maag-darmkanaal zijn vaak moeilijk te omschrijven. Dat vinden we terug in de benaming. We praten over: spastische, lekkende of prikkelbare darmen. Benamingen die op zich weinig duidelijkheid scheppen.
Op de vraag wat een spastische of lekkende darm dan precies is, zal een eensluidend antwoord uitblijven. Het geeft aan dat er onduidelijkheid bestaat over de diversiteit aan oorzaken van de klachten. In deze publicatie zullen we ingaan op enkele belang-rijke aspecten van de maag-darmproblematiek:
Verstoord evenwicht micro-organismen
We spreken over een microbiële onbalans of dysbiose wanneer het evenwicht van de micro-organismen verstoord is. In deze publicatie betreft het de onbalans in het maag-darmtraject, de mond en de vagina.
In een situatie van microbiële onbalans kunnen bepaalde micro-ben ziektes veroorzaken doordat ze onze ingenomen voedingsstoffen ongunstig beïnvloeden en immuunreacties in het lichaam veroorzaken.
In onze darmen bevinden zich meer dan 500 verschillende soorten microben. Gezamenlijk ontwikkelen deze meer metabolische activiteit dan enig ander orgaan in ons lichaam.
Microben
De belangrijkste microben die bij een verstoord evenwicht ongewenst de overhand kunnen krijgen zijn:
Bacteriën kunnen verder worden onderverdeeld in:
* Aërobe bacteriën in het lichaam
Kunnen overheersen bij een overmaat aan antibiotica en bij acute virale of bacteriële infecties waardoor verschil lende goedaardige soorten worden gedood.
* Anaërobe bacteriën in het lichaam
De aanwezigheid van deze bacteriën in het lichaam is moeilijk vast te stellen.
* Bacteriën in voedsel en water
Zoals Salmonella, Shigella of E.coli die voedselvergiftiging kunnen veroorzaken.
De meest voorkomende bacteriën zijn: Campylobacter jejuni, Clostridium difficile en perfiringens, Bacteroides fragilis, Klebsiel-la, Proteus, Salmonella, Shigella, Cryptosporidiën.
Parasieten
Parasieten verdienen in het kader van de maag-darmproblematiek extra aandacht. Wereldwijd zijn meer dan 1 miljard mensen geïnfecteerd met parasieten. Mensen, dieren, voedsel en transportmiddelen zoals schepen zijn potentiële transporteurs van deze microben. Ziektes waaraan parasieten ten grondslag liggen nemen toe. Die toename heeft verschillende redenen:
* Sterke toename van internationaal reizen
* Immigratie
* Voedsel wordt tegenwoordig over de hele wereld gemaakt en getransporteerd
* Voedselbereiding in restaurants en de sterke toename van het “uit eten gaan”
* Toename wereldbevolking
Typische symptomen van een acute parasietinfectie in het beginstadium kunnen zijn, diarree, obstipatie, buikpijn, krampen, misselijkheid, eetlustverlies en een situatie waarin diaree en obstipatie elkaar afwisselen.
Meest voorkomende parasieten en hun klachten zijn:
* Blastocystis, hominis
Vermoeidheid, zenuwaandoeningen, huidproblemen, misse- lijkheid, pijn, allergieën en Spierproblemen
* Entamoeba, hystolitica (amoebas)
Vermoeidheid, misselijkheid, allergieën, pijn, gewichtsver lies, slapeloosheid
* Entamoeba coli
Vermoeidheid, allergieën, hoofdpijn, misselijkheid, depressie, concentratie-stoornissen, geïrriteerdheid, gewrichts- en rug klachten, huidproblemen
* Entamoeba hartmannii
Klachten in het zenuwstelsel, luchtwegproblemen, allergieën, pijn, misselijkheid, huidproblemen
* Cyclospora
Vermoeidheid, jeuk, misselijkheid, anemie, hoofdpijn, spierpijn, depressie
Andere vaak voorkomende parasieten zijn:
Giardia lamblia, Cryptosporidia, Microsporidia, Dientamoeba fragilis.
Belangrijke vormen van microbiële onbalans
Veel essentiële functies van een gezonde darmflora zijn door de wetenschap inmiddels vastgelegd.
Een gezonde darmflora is o.a. afhankelijk van:
Gepubliceerd onderzoek geeft aan dat een verstoord evenwicht van de micro-organismen in maag en darmen de oorzaak is van, of bijdraagt aan: vitamine B12 tekort, prikkelbaar darmsyndroom, darmontstekingen, psoriasis, eczeem, acné en bepaalde auto-immuunreacties.
Belangrijke oorzaken van een verstoord microbieel evenwicht zijn:
Enkele belangrijke vormen van microbiële onbalans worden hier nader beschreven.
Dysbiose door rotting
Dysbiose door rotting is een veel voorkomende vorm van microbiële onbalans. De belangrijkste oorzaak is het westerse voedingspatroon gekenmerkt door: veel vet, eiwit en vlees, weinig oplosbare vezels. Een dergelijk voedingspatroon veroorzaakt een verhoogde concentratie bacteroides. De stofwisseling verandert hierdoor zodanig dat het ingenomen voedsel in de darmen gaat rotten. De verhoogde concentratie bacteroides leidt tot een hogere activiteit van de enzymen beta-glucuronidase en urease. Deze enzymen kunnen galzuren omzetten naar toxines. Ook gaan ze de ontgifting van oestrogenen tegen, waardoor een verhoogd oestrogeengehalte in het lichaam kan ontstaan. Bovendien kunnen deze enzymen de zuurgraad (pH) in de ontlasting verhogen door een grotere ammonia productie.
Dysbiose door fermentatie
Dysbiose door fermentatie is een vorm van koolhydraat-intolerantie door een onbalans van microben, in het bijzonder van gisten en bacteriën die de koolhydraten in de dunne darm fermenteren. Dit kan leiden tot obstipatie, diarree, buikklachten, winderigheid en algehele malaise. Vooral mensen die zich niet prettig voelen na het eten of drinken van fruit, bier, wijn of bepaalde graanproducten kunnen te maken hebben met deze vorm van microbiële onbalans. Ook een teveel aan Candida albicans valt vaak in deze categorie.
Dysbiose door tekorten
Een dysbiose door tekorten ontstaat wanneer een persoon te weinig goedaardige darmbacteriën heeft zoals Lactobacillus en Bifidobacteria. Dit tekort kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door antibioticagebruik of te weinig vezels in de voeding. Mensen die deze vorm van microbiële onbalans hebben kunnen voedingsintoleranties krijgen en ook allergieën en infecties.
Dysbiose door overgevoeligheid
Bij een dysbiose door overgevoeligheid reageert het immuunsysteem zeer gevoelig op substanties in voeding en substanties geproduceerd door microben (endotoxinen). Mensen die last hebben van deze vorm van microbiële onbalans zijn multi-allergisch en hun symptomen zijn vaak systemisch; dus niet alleen in de darmen. Er is een grote kans dat mensen met auto-immuunziekten en mensen met een hoog IgA niveau te maken hebben met deze vorm van dysbiose.
De zuurgraad in ons maag-darm-kanaal
Bij een microbiële onbalans ontstaan door fermentatie, rotting en een hoge eiwitconsumptie diverse zure bijproducten. Omdat het lichaam zal proberen het zuur-base evenwicht te behouden raken hierdoor de alkali-reserves (basen) van onder andere de lever en alvleesklier uitgeput.
De zuren kunnen zich vanuit de darm een weg naar boven banen en zure oprispingen veroorzaken, die vaak ten onrechte worden aangezien voor een te grote maagzuurproductie. Deze zuren hebben geen verterend vermogen en werken zo de vertering van ons voedsel door maagzuur en de verteringsenzymen sterk tegen.
De darmen zijn veel gevoeliger voor het effect van de zuren dan de maag. In tegenstelling tot het dikke slijmvlies van de maagwand, dat is ingesteld op sterke zuren (maagzuur) is het dunne slijmvlies van de darmen dat absoluut niet.
Weerstand, antilichamen en ons maag-darmstelsel
In ons lichaam is het maag-darmkanaal het centrum van ons afweersysteem. Het bevat meer dan 80% van de cellen die antilichamen produceren.
De immuniteit die hier wordt opgebouwd is wezenlijk anders dan de opbouw elders in het lichaam.
Het maag-darm afweersysteem bestaat o.a. uit:
* Maagzuur- en verteringsenzymen
De eerste-lijnsdefensie tegen bacteriën en pathogenen.
* Het lymfeweefsel GALT
Het slijmvliesachtige oppervlak van de darmen is maar één cel dik. Daaronder bevindt zich het GALT (Gut Associated Lymphatic Tissue). Dit lymfeweefsel geeft antilichamen af.
* Anti-lichamen
Antilichamen openen de aanval op specifieke binnendringers (antigenen) zoals bacteriën, parasieten en voeding waarop allergisch wordt gereageerd. Tot de antilichamen behoren IgA, IgE, IgG, IgM, B cellen en het belangrijke SIgA.
Deze laatste antilichamen bespreken we nader.
SigA eerste-lijns defensie
SIgA (Secretory Immunoglobuline A) zijn antistoffen die de eerste-lijnsdefensie in de darmen vormen.
Ze worden geproduceerd in speciaal hiervoor aanwezige cellen, Peyer’s plaque genaamd.
Deze cellen geven het SIgA af in de slijmvliesbarrière van darm.
SIgA is een belangrijk onderdeel van het afweersysteem in speeksel en in de slijmvliesmembranen van neus en longen. In gezonde darm-slijmvliezen is SIgA volop aanwezig. Het heeft daar als doel potentiële vijanden als bacteriën, schimmels en parasieten onschadelijk te maken. Dat geldt ook voor grote voedselstukken die ontstekingen kunnen veroorzaken. Door ontstekingsprocessen in de darm te voorkomen blijft de integriteit van de darmwand intact. Sommige mensen worden geboren met een lagere aanmaak van SIgA. Dit is meestal het geval bij mensen met allergieën en bij kinderen van ouders met allergieën. Zulke kinderen zijn meestal gevoeliger voor gluten, tarwe en voedselallergieën. Naast erfelijk bepaalde factoren zijn er ook andere elementen die invloed hebben op de hoeveelheid SIgA in ons lichaam.
We noemen er enkele:
Het hormoonniveau
Onze leeftijd: het SIgA niveau neemt met het ouder worden af
Vitamine A, zink, L-glutamine, probiotica en colostrum hebben de mogelijkheid om de productie van SIgA te verhogen
Stress
Voeding
Microflora van de darmen en de integriteit van de darmwand
Infecties
Borstvoeding
Andere soorten antilichamen zoals IgE, IgG en IgM zijn gespecialiseerd op specifieke indringers. Denk dan bijvoorbeeld aan voeding die allergie oproept of bepaalde soorten griepvirussen.
Een geheel andere manier van werken hebben lysozomen. Deze ondersteunen het afweersysteem in darmen, speeksel en tranen door de pathogenen ‘op te eten’.
Darmen als onafhankelijk zenuwstelsel: “the second brain”
De darmen hebben een complex onafhankelijk zenuwstelsel, ENS -Enteric Nervous System- genoemd. Deze ‘tweede hersenen’ hebben een twee-weg communicatiesysteem met de hersenen. Dit verklaart de dramatische veranderingen die in het maag-darmkanaal plaatsvinden tijdens emotionele stress.
Zenuwprikkels -boodschappen-gaan vice versa van de hersenen naar de maag-darm over een weg die ‘vagus nerve’ wordt genoemd. Via dit ‘boodschappencircuit’ wordt de hersenen een signaal gegeven als er problemen zijn in het maag-darmtraject.
Om te kunnen communiceren gebruikt het ENS dezelfde neurotransmitters als de hersenen. In totaal zijn dit er ongeveer dertig, met serotonine als één van de voornaamste. Serotonine heeft ook een belangrijke rol bij de peristaltiek van de darmen evenals de zuurgraad aldaar.
In samenhang met de neurotransmitters kan ook obstipatie bezien worden. Slechts 25-35% van de mensen reageert bij obstipatie positief op een verandering van de voeding (bv. meer vezels). In de gevallen dat dit niet zo is moeten we de oorzaak dus elders zoeken. Het is dan goed om ons te realiseren dat ook een trage schildklierwerking of een beperkte darmperistaltiek tot obstipatie kunnen leiden.
Het is bekend dat serotonine een belangrijke rol speelt bij de peristaltiek. Beïnvloeding van de peristaltiek via ‘de tweede hersenen’ kan daarom in diverse situaties daarom succesvol zijn. Middelen die een positieve werking hebben op serotonine zijn anti-depressiva in een natuurlijke vorm.
Lekkende darm syndroom
Met het ‘lekkende darm syndroom’ wordt bedoeld: de conditie in de darmen waarbij de opname en het transport van voeding en voedingsstoffen verstoord is. Een belangrijke rol bij het lekkende darmsyndroom hebben de ‘villi’.
De villus is een vingerachtige structuur aan de oppervlakte van de dunne-darmwand (mucosa). Deze structuur vergroot de oppervlakte van de darm enorm en daarmee de opnamecapaciteit. De villus bestaat uit villi, microvilli en crypts.
Functies van de villi
* Villi zijn de werkpaarden van de darmen als het gaat om de opname van voeding in de bloedstroom
* Villi vermeerderen de oppervlakte van de dunne darm voor de absorptie van voeding
* Villi geven enzymen en bicarbonaat af ter vertering van voeding voordat deze kan worden opgenomen in de bloedbaan
* Villi absorberen het verteerde voedsel en transporteren dit naar de bloedstroom om zo verder in het lichaam gedistribueerd te worden
* Villi zijn een barrière waardoor bacteriën, parasieten en toxines worden geblokkeerd
Er zijn miljoenen microscopisch kleine villi in elke sectie van de dunne darm. Deze kunnen beschadigd raken zonder duidelijke symptomen. Villi zijn ontwikkeld om aangebrachte schade te compenseren. Wanneer echter grote secties villi zélf aangetast raken door ontstekingen, infecties of toxines dan heeft dit gevolgen voor de absorptie en het transport van voeding en voedingsstoffen. Dat geldt ook voor de enzym-afgifte en de defensieve mogelijkheden van villi. Zo kan o.a. het “lekkende darm syndroom ontstaan“.
Hoe ontstaat het lekkende darm syndroom
Voor het ontstaan van het lekkende darm syndroom zijn diverse redenen aan te wijzen. We bespreken enkele belangrijke oorzaken:
Voedingsallergie
Een voedingsallergie kan reactie in het darmweefsel veroorzaken die leidt tot verhoogde doorlaatbaarheid (permeabiliteit). Een lekkende darm laat dan de passage toe van abnormaal grote moleculen. Deze worden door het afweersysteem als vijandig (antigen) gezien zodat het deze aanvalt. Dit stimuleert het afweersysteem weer om méér antilichaamcomplexen te vormen wat tot een verslechtering van het darmweefsel leidt, de lekkende darm zal verergeren en zal meer allergische reacties veroorzaken. Als dit proces niet gestopt wordt kunnen de functies van lever, afweersysteem en darmen verslechteren.
Er is in het bijzonder een toename te zien van glutenintolerantie en -gevoeligheid en van de glutengerelateerde auto-immuunziekte Coeliakie.
Bacteriële onbalans
Wanneer een gezonde darmflora uit balans is geraakt door een overschot aan Candida albicans, gisten of parasieten spreken we van een bacteriële onbalans. Deze dysbiose kan leiden tot het lekkende darmsyndroom.
Ontstekingen
De immuunreacties (anti-lichaam respons) in de darmwand die normaal bedoeld zijn als protectie, kunnen ook juist ontstekingen creëren waardoor de lekkende darm verergert.
Malabsorptie voedingsstoffen
Wanneer aan de darmen door welke oorzaak dan ook voedingsstoffen worden onthouden kan binnen enkele dagen hyperpermeabiliteit ontstaan.
Genetische bepaling
Er blijken genetische patronen van hyperpermeabiliteit te bestaan. Zo zien we dat mensen met de ziekte van Crohn vaak al een verhoogde darmpermeabiliteit hebben. Maar ook familieleden van deze patiënten hebben vaak een verhoogde darmpermeabiliteit, ook al hebben ze zélf de ziekte van Crohn niet.
Chronische stress
Chronische stress vermindert de mogelijkheid van het afweersysteem om adequaat te reageren en gaat in het bijzonder het genezingspro-ces in de darmen tegen.
Ook de darmflora wordt door stress negatief beïnvloed.
Medicijngebruik
In het bijzonder antibiotica, farmaceutische hormonen (de pil, prednison e.d.) en N.S.A.I.D.’s (pijnstillers) kunnen een negatieve invloed hebben op de darmen.
Overige oorzaken
Overmatig alcoholgebruik, milieufactoren en slechte voeding. Toxische substanties in ongezonde darmen (zie dysbiose door rotting)
Toxische substanties in ongezonde darmen (zie dysbiose door rotting)
* Ammonia
Een bijproduct van ureum en eiwit decompositie, door bepaalde soorten microben in de darm. Ammonia wordt normaal omgezet naar ureum, als dit niet gebeurt kan het leiden tot neurologische symptomen en betrokkenheid bij foute transformatie van cellen.
* Histamine
Gevormd bij ontbinding van tryptofaan. Kan hoofdpijn, depressie, lage bloeddruk en misselijkheid geven.
* Indolen (Indican)
Gevormd door ontbinding van tryptofaan. Aantal indolen wordt vergroot door hoge vleesconsumptie.
* Mercaptan
Bijproduct van de ontbinding van cysteïne. Kan lage bloeddruk veroorzaken. Leidt tot stinkende winderigheid.
* Phenol
Bijproduct van de ontbinding van tyrosine in de dikke darm.
Kan necrose (weefseldood) van de darmmucosa en levercellen veroorzaken.
* Skatole
Bijproduct van de ontbinding van tryptofaan, gerelateerd aan anemie en malabsorptie syndroom. Skatole werkt acetylcholine en kalium tegen. Teveel skatole kan leiden tot slechte adem en stinkende ontlasting.
* Waterstofsulfiet gas
Bijproduct van eiwitontbinding.
Kan de wand van de darmen irriteren en kan even giftig zijn als cyanide. Het kan zwakheid, snelle polsslag en misselijkheid veroorzaken.
* Tyramine
Bijproduct van de ontbinding van tyrosine. Structureel verwant aan adrenaline. Kan tot hoge bloeddruk en problemen met het zenuwstelsel leiden wanneer het in het bloed circuleert.
Literatuur referenties
Wilt u kijken hoe het met uw darmflora is? Met de bioresonatie en bloed-onderzoek kan ik dit testen
Niet helemaal in goed Nederland’s vertaald, maar evengoed heeft AW de moeite voor u gedaan om het enigszins begrijpelijk te vertalen.
Meer dan enkele honderden miljoenen mensen zullen als uitings vorm diabetes hebben en obesitas zijn in de komende decennia, terwijl de werkelijke therapeutische benaderingen gericht op het behandelen van de gevolgen in plaats van de oorzaken te achterhalen door de stofwisseling te verminderen. Deze strategie is niet efficiënt en nieuwe paradigma’s moeten worden gevonden. De brede analyse van het genoom kan niet voorspellen of verklaren 10-20% van de ziektemeer dan , terwijl veranderingen in de voeding en sociaal gedrag hebben zeker een grote impact. Echter, de moleculaire mechanismen die omgevingsfactoren en genetische gevoeligheid waren tot nu toe niet voor ogen tot aan de recente ontdekking van een verborgen bron van genomische diversiteit, dat wil zeggen, de metagenoom. Meer dan 3 miljoen genen van enkele honderden soorten vormen onze intestinale microbioom. Eerste toets experimenten hebben aangetoond dat dit biome uit zichzelf stofwisselingsziekte brengen. De mechanismen zijn onbekend maar kunnen worden betrokken in de modulatie van energie vangstcapaciteit door de gastheer en de laagwaardige ontsteking en de overeenkomstige immuunrespons op vetweefsel plasticiteit, hepatische insulineresistentie en zelfs de secundaire cardiovasculaire gebeurtenissen. Uitgescheiden bacteriële factoren bij de circulerende bloed, en zelfs volledige bacteriën uit darmflora kan bereiken weefsels waar ontstekingen wordt geactiveerd. De laatste 5 jaar hebben aangetoond dat darmflora, op zijn moleculair niveau een oorzakelijke factor in de vroege ontwikkeling van de ziekten. Toch veel meer behoefte worden blootgelegd om eerste, nieuwe voorspellende biomarkers te identificeren, zodat preventieve strategieën op basis van pre-en probiotica, en ten tweede, nieuwe therapeutische strategieën tegen de oorzaak in plaats van het gevolg van hyperglycemie en gewichtstoename.
introductie
Metabole ziekten zoals diabetes en obesitas worden een sociaal probleem van het grootste belang voor alle landen. Hun impact op ontwikkelingslanden zoals Zuid-Azië is nog dramatischer omdat, naast wordt beïnvloed door de hoogste groeiende percentage, het sociale systeem kan zeker niet veroorloven de bijbehorende kosten. Daarom wordt de ziekte slecht behandeld en pathologische complicaties staan in bloei. Inderdaad een belangrijk resultaat gekoppeld aan het voorkomen van metabole ziekten is de snelle toename van cardiovasculaire gebeurtenissen die leiden tot de dood [1]. In de afgelopen tien jaar is diabetes de oorzaak geweest van dodelijke cardiovasculaire gebeurtenissen die zijn gevorderd de meeste, aangezien een stijging met 62% is gekwantificeerd [2, 3]. De progressie is veel hoger dan het risico toegewezen aan cholesterol of hypertensie. Derhalve in westerse landen, waar stofwisselingsziekten worden geïnstalleerd, en in Oosten, waar diabetes en obesitas sterk in opkomst is er een dringende behoefte om eerst risicofactoren van diabetes en obesitas en tweede nieuwe therapeutische targets te identificeren. Bijgevolg preventieve strategieën, waarschijnlijk op basis van een verandering in eetgewoonten of het gebruik van voedsel vormt een aanvulling op prebiotische en probiotische, massaal zou kunnen worden gelanceerd. Ten tweede is therapeutische behandelingen die gericht zijn op behandeling van de oorzaak niet het gevolg van een verhoogde lichaamsgewicht of glycemie nodig. Om dit doel is een nieuw paradigma van metabole problemen nu in opkomst, wat resulteert in de herziening van de onderliggende oorzakelijke factoren.
Diabetes en obesitas het gevolg zijn van genetische en omgevingsfactoren. Geschat wordt dat puntmutaties voor minder dan 10% van de totale fenotype. De lage impact van genetica op metabole ziekten wordt nog versterkt door de toenemende incidentie van diabetes en obesitas in de afgelopen decennia. De incidentie van type 2 diabetes bereikt 4-5% in Europa, 8-10% in de VS en meer in Zuid-Azië [4]. Deze aantallen zijn meer dan verdubbeld in de afgelopen 20 jaar. Derhalve kan suggereren dat zelfs als genetische analyses de basis voor deze epidemie veranderingen in ons genoom niet alleen verantwoordelijk [5]. Talrijke andere hypothesen zijn voorgesteld. Ten eerste, epigenetische niet-gecodeerde factoren genereren van een nieuwe veelbelovende tijdperk van hypothesen die zou moeten worden bestudeerd en dat niet afhankelijk zou zijn van genomische spelers. Ten tweede, realistischer is de impact van een verandering in de eetgewoonten en het sociale gedrag dat zijn zeker belangrijke oorzaken van de toenemende incidentie van metabole ziekten. Echter, beide factoren immers niet uit algemene epidemie. Gekoppeld aan de milieu-hypothese, hebben recente bewijzen bracht de metagenoom hypothese. De laatste wordt gedefinieerd als de totale bacteriële genoom, terwijl de expressie van het overeenkomstige gen vertegenwoordigt de metatranscriptome. Deze prokaryote genoom, naast onze eukaryotische een, ontstaan door recente ontwikkelingen van high throughput sequencing technologieën voor miljoenen verkrijgen leest gedurende een korte tijd en vermeden dat laboratorium kweek van darmbacteriën [6], zelfs als een recent studie lijkt dit concept achterwaarts [7]. De recente ontwikkelingen in de DNA-sequencing technologie hebben toegelaten dat de verzameling van hoog-dimensionale data van menselijk-geassocieerde microbiële gemeenschappen op een ongekende schaal [8]. Daarnaast zijn enorme inspanningen geleverd in bioinformatische analyse waardoor het coderen en het decoderen van alle sequenties. Mensen gastheer verschillende metagenomes van meerdere locaties zoals huid, longen, vagina, mond, zelfs als de gastheer de darm [9, 10]. In feite is de menselijke darm 100000000000000 gastheer micro-organismen omvat tot duizenden soorten in een gemiddelde concentratie van 1014 per ml en een gewicht gemiddeld 1,5 kg [11]. Het belang van deze metagenoom ligt in haar genen repertoire, 100 keer beter dan onze eukaryote nucleaire genoom [12], die dus een grote genetische diversiteit gevoelig voor een enorme hoeveelheid functies over te brengen.
Een belangrijk concept is dat alle zoogdieren zijn steriel geboren, zonder enige flora. Na de eerste uren, dagen en weken van de moeder en de milieu-flora gekoloniseerd het gehele lichaam van de nieuwe geboren in een bepaalde volgorde [13]. De initiële kind darmflora is een eenvoudige structuur gewoonlijk beheerst door Bifidobacteria, en door een reeks opeenvolgingen en vervangingen, verschuift een complexer patroon volwassene [14-16]. De microbiota ondergaat ook inhoudelijke veranderingen in de uitersten van het leven, bij zuigelingen en oudere mensen, de gevolgen van die nog steeds worden onderzocht [17]. Echter, de volwassen intestinale microbiota is aangetoond dat relatief stabiel zijn over de tijd [18] en voldoende gelijkenis tussen individuen van de identificatie van een kern Microbiome bestaande uit 66 dominante operationele taxonomische eenheden (Otus) die overeenkomt met 38% van de volgorde leest van 17 personen [19]. Uiteindelijk, tot de kern microbiota veranderingen worden onderscheiden bij oudere patiënten van die waargenomen voor jongere volwassenen, met een groter deel van Bacteroides spp. en onderscheiden overvloed patronen van Clostridium groepen. Ecologische regels gelden voor de vorm van de microbiële diversiteit gedurende het hele leven. Dit suggereert dat elk lid kan deelnemen aan een perfect mutualistische symbiose met elkaar en definieert een constante microbiota [9, 10, 20]. Echter, voordat een ideale microbiële ecologie de microben interactie met de host. De interactie van epitheelcellen met bacteriën en componenten vrijgegeven door microben, met inbegrip van de metabolieten, is een belangrijke mediator van de overspraak tussen epitheel en andere celtypen [21]. De uitwisseling tussen bacteriën en epithelium kunnen verschillen in de dunne en dikke darm door anatomische verschillen en de mate waarin de uitgescheiden slijm bedekt de epitheel. Een belangrijk kenmerk is dat de mucosa is vrij van bacteriën, echter dit niet uit dat bacteriële deeltjes kan diffunderen in de mucosa aan receptoren binden aan het oppervlak van epitheliale darmcellen [22]. Deze bacterie om interactie gastheer helpt rijp worden de intestinale epitheliale laag, de mucosale aangeboren immuunsysteem, het enterale zenuwstelsel, evenals de darm vasculaire systeem [21]. Vandaar darmflora heeft een sterke invloed op de beheersing van de talrijke belangrijke fysiologische functies. Of de eerste jaren van het leven van invloed kan zijn volwassen fysiologische functies wordt vermoed. Een interessante kanttekening is dat de moderne normen van hygiëne [23] en / of de overstap van borstvoeding naar zuigfles kan transmissiemechanismen [13, 24] hebben veranderd. Vergelijkbare hypothesen zou kunnen worden opgetrokken ten aanzien van premature neonaten [25]. Al met al is het denkbaar dat de vroege intestinaal kolonisatie bij de geboorte invloed kan het optreden van metabole ziekten [26]. Recente cijfers dat de Bifido bacteriële telling in fecale monsters tijdens de kinderschoenen staat als, beoordeeld door FISH met flowcytometrie, was hoger bij kinderen nog een normaal gewicht over een 7-jaar follow-up studie [26]. Omgekeerd werd de microbiota dwaling bij zuigelingen in kinderen aan overgewicht geassocieerd met een groter aantal Staphylococcus aureus.
Eenmaal volwassen microbiota gevestigd, kon actoren zoals antibiotica, prebiotica en probiotica moduleren zijn ecologische architectuur. Echter, hoewel sommige plasticiteit bestaat, deze effecten zijn altijd omkeerbaar, wat suggereert dat een strakke host-naar-microbiota relatie is vastgesteld tijdens de neonatale leven waar de gastheer geeft vorm aan de microbiota en vice versa [27]. De overeenkomstige mechanismen kan worden gekoppeld aan de rijping van het immuunsysteem [28] waarbij sommige bacteriële species zoals gesegmenteerde filamenteuze bacteriën grotendeels kunnen de gecoördineerde rijping van T-cellen, waarvan de reacties worden geïnduceerd door de gehele microbiota induceren. Het aangeboren immuunsysteem, als een eerste lijn van verdediging, houdt steriel de intestinale mucosale laag door de fagocytose van binnendringende ziekteverwekkende bacteriën. Secundair, zal B-lymfocyten scheiden IgA in de mucosa die specifiek zullen worden gericht tegen invasieve pathogenen [29 tot 31]. Uiteindelijk zal de synthese van darmepitheelcellen van lectine voorzien strooisel voor commensale bacteriën mucosale en de secretie van defensine regelen. De wijze waarop deze twee, natuurlijke antibiotica uitgescheiden door de Paneth cellen, selecteert sommige bacteriële geslachten en soorten die zullen blijven dicht bij het darmslijmvlies.
Rekening houdend met alle bovenstaande opties, blijft het bepalen van de belangrijkste factoren die verantwoordelijk zijn voor de epidemie van metabole ziekten die snel ontgroeien. Onlangs heeft darmflora ecologie aangetoond metabole ziekten zoals obesitas zelf [32] en diabetes vorm [33]. High throughput sequencing analyses toonden een verandering in enkele grote phyla die in deze beoordeling worden beschreven volgens het fenotype. Bij mensen, een grote vraag blijft of darmflora het gevolg of de oorzaak van de waargenomen fenotype. Hoewel studies met kiemvrije muizen aangetoond dat de causale rol van intestinale microbiota bij het ontstaan van metabole stoornissen, blijft het nog steeds aan te tonen of de genetische achtergrond kan de ontwikkeling van een specifieke microbiota beïnvloeden.
Dat het dieet kan een belangrijke regulator factor in het vormgeven van darmflora en daarmee de relatie met gastheer stofwisseling, logisch kan worden aangenomen, gezien de belangrijke rol van de darmflora in de spijsvertering [34]. In feite is een vergelijkende studie van verschillende voedingsgewoonten, zoals herbivoor, omnivoor en carnivoor aangetoond dat het verwerven van een nieuw dieet is voldoende om radicaal te wijzigen darmflora, als een evolutionaire oorzaak van nieuwe soorten [35]. In feite, zowel gastheer dieet en fylogenie vorm bacteriële variëteit, die toeneemt van vlees naar herbivoor naar omnivoor. Bovendien een moderne levensstijl verschuift darmflora van mensen dichter bij die van omnivore primaten [35]. Daarom is het vanzelfsprekend dat onze darmflora voedt zich met het soort voedsel dat wordt geabsorbeerd door het veranderen van de ecologische structuur. Elke individuele bacterie leeft in mutualistische ecologie met de anderen. Daarom kan een overmaat of een gebrek aan nutriënten veranderen de metabolische activiteit van een bepaalde bacterie, die niet meer of uiterst producten zoals een metaboliet essentieel of schadelijk voor de naburige bacteriën. De belangrijkste voorbeeld is zuurstof die wordt gebruikt door de aeroben van het bovenste maag-darmkanaal het induceren van een diepe anaërobe toestand in de distale darm waardoor dus strikt anaëroben om te overleven. Het gebruik van prebiotica zoals niet-verteerbare polysacchariden dieet als substraten voor genera zoals Bifidobacterium zullen bevorderen de groei en het anti-inflammatoire functie [36]. Ook een vet-verrijkt dieet, die op grote schaal wordt gebruikt om metabole ziekten veroorzaken, van grote invloed op de ontwikkeling van diabetes en obesitas.
De moleculaire mechanismen waarmee een bepaalde darmflora induceert metabole ziekten zal worden besproken in deze review. Kort ze zijn gekoppeld aan een verhoogde energie oogsten en het ontstaan van de low-grade inflammatoire status karakteriseren insulineresistentie en obesitas [37, 38]. De bacteriële moleculen die verantwoordelijk zijn voor de activering van stellingen fysiologische functies nu ontdekt. Dit zal zeker leiden tot de identificatie van nieuwe therapeutische strategieën voor de behandeling, maar ook voor het voorkomen van metabole ziekten. Een tweede uitkomst zal de identificatie van biomarkers in staat om de ontwikkeling van diabetes en overgewicht in de afwezigheid van een risicofactor te voorspellen zijn. Dit wordt voorzien aangezien darmflora causaal is voor de ontwikkeling van metabole ziekten.
Al met al, de nieuwe “microbiota aan paradigma host” voor de controle van metabole ziekten is veelbelovend. Het gaat om transversale gebied van onderzoek, zoals microbiologie, immunologie, metabolisme, en bio-informatica. Deelnemen aan de verschillende stukjes van de puzzel moet leiden tot innovatieve preventieve en therapeutische strategieën die farmacologische, prebiotische en probiotische ontwikkelingen en synbiotische aanpak [39] te betrekken.
Veranderingen in microbiota tijdens metabole ziekten
In de afgelopen ~ 160 miljoen jaar, hebben zoogdieren samen geëvolueerd met een grote en diverse microbiële gemeenschap die onze huid en mucosale oppervlakken koloniseert. De meeste van deze organismen bevinden in ons maagdarmkanaal en aanleiding geeft wordt bepaald door gastheer fylogenie en dieet [40, 41]. Aangezien 0,3% van eukaryotische genoom is gemodificeerd 1 miljoen jaar kan worden berekend dat 50-55% van ons genoom geëvolueerd in een strakke relatie met de microbiële gemeenschap die sterke genetische afhankelijkheid. Naast deze zeer lange termijn genetische evolutie, de afgelopen tien jaar, is een belangrijke constatering is dat metabole ziekten gaan gepaard met een verandering in de darmflora samenstelling bij dieren en mensen [32, 42, 43]. De ontwikkeling van high-throughput sequencing technologieën, zoals pyrosequencing, heeft het mogelijk gemaakt de analyse van de uitwerpselen van patiënten met obesitas tijdens gewichtsverlies. Kortom, deze technologie sequenties miljoenen 16S rRNA genfragmenten per run. Het 16S rRNA uit 9 hyper-variabele gebieden (V1-V9) [44, 45] is de doelstelling voor de amplificatie gebaseerde sequencing vertegenwoordigen. De mate van diversiteit of homologie is evenredig met de genetische afstand wordt uitgezet op een fylogenetische boom. Vandaar dat deze kenmerken leiden tot de identificatie van bacteriële Phyla, klassen, orden, families, geslachten en soorten in vergelijking met een naïeve data basis [46]. Hoe langer de sequentie des te nauwkeuriger wordt de analyse. Het gebruik van merktekens verschillende monsters te identificeren kan de analyse van meerdere monsters tegelijkertijd, waardoor dus de invloed van sequentie verschillen in effectiviteit. Echter, deze strategie vermindert ook de diepte van de analyse door het aantal leesbewerkingen per monster. De volgorde leest zijn toegewezen aan de NCBI niet-overtollige, Clusters van orthologe groepen (COG) [47] of Kyoto Encyclopedia of genen en genomen (KEGG) [48] databases. Totaal in het algemeen wordt, zijn de gemiddelde resultaten van alle datasets gerapporteerd als volgt: 94% van de labels die aan de niet-redundante databank werden bacteriële, eukaryote waren 3,6% (0,29% Mus musculus, 0,36% schimmel) 1,5% waren Archaea (1,4% Euryarcheota; 0,07% Crenarcheota), en 0,61% waren virale (0,57% dubbel-strengs DNA-virussen) [49]. Eerste analyses met deze techniek zijn uitgevoerd op obese patiënten tot gedurende 1 jaar beperking calorieën diëten gevolgd om hun lichaamsgewicht te verminderen. Gordon groep aanvankelijk aangetoond dat de obese patiënten gekenmerkt worden door veranderingen in de relatieve hoeveelheden van de twee dominante bacteriële divisies de Bacteroidetes en firmicutes [32, 50]. Zij toonden een verminderde Bacteriodetes / firmicutes verhouding bij obese patiënten die in de richting van die van magere patiënten geëvolueerd tijdens gewichtsverlies. Aldus wordt geassocieerd met obesitas phylum niveau veranderingen in de microbiota en verminderde bacteriële diversiteit [32, 43, 51]. Daarom werd een verandering in darmflora gekoppeld aan de obese fenotype. Twee hypothesen kan worden verhoogd op basis van deze resultaten. Het obees fenotype zou zijn ondergeschikt aan de microbiota of het tegenovergestelde. Om deze vraag te beantwoorden, hebben de fecale microbiële gemeenschappen van volwassen vrouwelijke eeneiige en twee-eiige tweelingen concordant voor magerheid of obesitas, en hun moeders onderzocht [51]. De resultaten tonen aan dat de menselijke darm microbioom wordt gedeeld door familieleden, maar dat elke persoon darm microbiële gemeenschap varieert in de specifieke bacteriële geslachten aanwezig zijn, met een vergelijkbare mate van co-variatie tussen volwassen eeneiige en twee-eiige tweelingen [51]. Deze resultaten demonstreren dat een diversiteit van organismale assemblages kan echter een kern microbiome op genniveau en afwijkingen van deze kern zijn geassocieerd met verschillende fysiologische toestanden, bijvoorbeeld obese versus lean geven.
Opmerkelijk is dat deze technologie snel ontwikkelt en dat nieuwe generaties sequencing met verschillende bioinformatica analyses waardoor een nog snellere analyse van de microbiome. Deze technieken gebruikt Illumina GAIIx platform sequentie een uiteenlopende reeks van monsters op een diepte van enkele miljoenen middeling leest per sample die continu toeneemt [52]. De gegevens tonen een uitstekende consistentie in taxonomische diversiteit heroveren herstel en patronen die voorheen werden gerapporteerd op basis van meta-analyse van vele studies uit de literatuur. Het gebruik van deze techniek heeft het bestaan van de hierboven gerapporteerde kern microbioom [51].
Recente gegevens gekenmerkt intestinale microbiota in type 2 diabetes patiënten. De auteurs beschreven dat het aandeel phylum firmicutes en klasse Clostridia aanzienlijk werden verlaagd bij diabetici in vergelijking met de controlegroep [33]. Bovendien de verhoudingen van Bacteroidetes te firmicutes en de verhoudingen van Bacteroides-Prevotella groep C. coccoides-E. rectale groep positief en significant gecorreleerd met plasma glucose concentratie, maar niet met een BMI. Daarom kan bacteriële sequenties, specifiek voor type 2 diabetes dan obesitas, geacht handtekeningen van hyperglycemische syndroom.
Oudere gerapporteerde gegevens veranderingen in de darmflora in verband met verschillende metabole fenotypes. Dertig jaar geleden werd waargenomen tijdens de maag-bypass operatie, een chirurgische methode nu op grote schaal uitgevoerd om diabetes en morbide obesitas te behandelen [53], een verandering in de darmflora, zoals waargenomen door de cultuur-gebaseerde methoden [54]. Bovendien in diermodellen van obesitas veroorzaakt door hersenletsel van de ventromediale hypothalamus, een verandering van darmflora werd ook waargenomen suggereert een sterke invloed van de hersenen op de bestrijding van darmflora [55]. Op dat moment, de teelt-gebaseerde technologieën toonde veranderingen in enterocci en lactobacillen.
Het gebruik van metagenomic sequenties moeten nu helpen om nauwkeurig de rol van de hersenen betreffende de controle op microbiota. Volgens dezelfde observatie van de genetische ablatie van de leptine receptor gen in muizen herbergt een microbiota dat een aanzienlijk hoger percentage firmicutes bezit, en een dienovereenkomstig lager percentage Bacteroidetes dan hun wild-type nestgenoten [49]. Deze dataset toont aan dat leptine zeker darmflora regelt. De moleculaire relais koppelen leptine aan de microbioom zijn onbekend, maar de gegevens wijzen erop dat haar optreden zou zijn, zowel via de centrale ingang of via de inductie van obesitas. Bovendien is recent aangetoond een relatie tussen darmflora en hersenontwikkeling sinds kiemvrije muizen tonen verhoogde motorische activiteit en verminderde angst, in vergelijking met specifieke pathogeenvrije (SPF) muizen met een normale darmflora [56]. Met name de auteurs toonden aan dat de microbiële kolonisatie signaleringsmechanismen staat om neuronale circuits betrokken bij motorische controle en angst beïnvloeden control initieert.
Een andere hypothese wordt gekoppeld aan de rol van hormonen op het immuunsysteem dat uit zichzelf kan darmflora vorm zoals voor type 1 diabetes model, waarbij het immuunsysteem is aangetast en in andere gevallen en [57-59]. Inderdaad, een mogelijke uitkomst van de adaptieve co-evolutie van de mens en bacteriën is de ontwikkeling van commensale relatie [60]. Een belangrijk mechanisme omvat de secretie van antimicrobiële moleculen die behoren tot de familie of defensine leden van de familie, zoals RNAse angiogenin [58, 59]. Deze moleculen door intestinale Paneth cellen worden uitgescheiden in de darmlumen en hebben bactericide activiteit tegen intestinale microben. De expressie wordt geïnduceerd door Bacteroides thetaiotaomicron een overheersende lid van de darm microflora. Muizen verwijderd uit de overeenkomstige genen hebben verschillende microbiota, het onthullen van een mechanisme waarbij intestinale commensale bacteriën beïnvloeden darm microbiële ecologie en vorm aangeboren immuniteit [58]. Het immuunsysteem kan dan regelen de secretie van defensine en vormen de microbiële gemeenschap [61]. Daarom zou men kunnen suggereren dat in stofwisselingsziekten, de belangrijke rol van ontsteking [37, 38, 62], vooral als gevolg van een verzwakt immuunsysteem, anders zou darmflora vorm te geven.
Voeding en voedingstoestand behoren tot de belangrijkste beïnvloedbare factoren voor de menselijke gezondheid. Bovendien een verandering van eetgewoonten is waarschijnlijk de meest voorkomende factor gevoelig voor metabole ziekten veroorzaken. Vele studies hebben gemeld directe verbindingen tussen voeding en de structuur van de darm microbiome in muismodellen. Een recent voorbeeld opgemerkt dat microbioom structuur snel verschuift naar aanleiding van een verandering van een laag-vet, plantaardig dieet met een hoog-suiker, hoog-vet dieet, het wijzigen zowel de beschikbare metabole routes en actuele genexpressie [63, 64] . Bovendien is de verandering van eetgewoonten geassocieerd met een verhoogd darmpermeabiliteit aan LPS leidt tot een toestand van insulineresistentie [3, 65]. Deze laatste studie verder aangetoond dat de verandering in darmflora werd ook geassocieerd met een andere gevoeligheid voor antibiotica [65]. De hoog-vet dieet-gevoede muizen waren gevoeliger voor de behandeling met antibiotica wat suggereert dat de nieuwe microbiële ecologie dat de dieetbehandeling volgt was zeer broos. In de afgelopen decennia is het aandeel van vet in de voeding grotendeels vervangen die van voedingsvezels, waardoor dus ook de prebiotische effect van de wijze waarop deze twee. Daarom heeft darmflora, althans gedeeltelijk, veranderd in reactie op de nieuwe voeding gewoonte. Kunnen dus nieuwe antigene determinanten en risicofactoren voor immunomodulatie en het optreden van diabetes worden gerelateerd aan de verandering in microbiome. Dit sterk beïnvloed de structuur van de microbiota in een enkele dag, veranderde de vertegenwoordiging van metabole routes in de microbioom, en veranderde microbioom genexpressie. Gehumaniseerd muizen gevoed met het westerse dieet is toegenomen adipositas. Deze eigenschap is overdraagbaar via microbiota transplantatie. Opgemerkt zij dat in humane studies waar de meeste analyses gemaakt van fecale flora, de resultaten vertegenwoordigen waarschijnlijk 5-20% van de totale darmflora. Daarom talrijke bacteriesoorten moeten nog worden beschreven.
De behandeling van metabole ziekten is een uitdaging. Bariatrische chirurgie is momenteel de enige beschikbare behandeling voor morbide obesitas die consequent bereikt en in stand houdt substantieel gewichtsverlies [8, 53]. Het wordt steeds een veel gebruikt procedure, zelfs voor diabetes en obesitas patiënten met matige overgewicht. Verschillende chirurgische procedures zijn ontwikkeld in de afgelopen 50-60 jaar. De Roux-en-Y gastric bypass (RYGB) omvat het creëren van een kleine (ongeveer 15-30 ml) pouch maag van de bodem van de maag, vandaar de distale en proximale maag dunne darm zijn omzeild door aan het distale uiteinde van de mid -jejunum aan de proximale maag zakje (het creëren van de Roux ledematen) en vervolgens opnieuw bevestigen van de gal en pancreas ledematen op een specifieke locatie langs de Roux ledematen [53, 66]. Deze zeer efficiënte procedure kan de remissie van diabetes en vervolgens een belangrijke vermindering van het lichaamsgewicht. Een belangrijk gevolg is de snelle verandering in enteroendocrine functies, zoals de uitscheiding van darmhormonen zoals GLP-1, waarvan de oorsprong is onbekend [67]. Het is echter ook geassocieerd met een drastische verandering van microbiota, waardoor de oorzaak van de entero-endocriene verandering [68, 69]. Met name de firmicutes waren dominant in een normaal gewicht en met obesitas individuen, maar aanzienlijk gedaald in het post-gastric-bypass individuen, die een evenredige toename van Gammaproteobacteria. Interessant is dat het aantal H2-producerende familie Prevotellaceae sterk verrijkt in obesitas en de Archaea leden van de orde Methanobacteriales, die H2-oxiderende bacteriën methaan. De rol is onbekend maar kunnen worden gekoppeld aan een mechanisme belangrijk om de energieopname door de menselijke dikke darm in obese personen. Interessant is dat obese diabetische patiënten en ook gekenmerkt door een vermindering van de anti-inflammatoire bacterie F. prausnitzii [68] in vergelijking met patiënten met overgewicht. Sommige moleculen die met ingang van intestinale microbiota werden gekenmerkt met behulp van NMR-gebaseerde metaboloom analyses [70]. Darmflora afgeleide metabolieten zoals hippuurzuur, Trigonelline, 2-hydroxyisobutyraat, en xanthine meest heeft bijgedragen aan de classificatie-model en waren verantwoordelijk voor de discriminatie tussen obesitas en mager individuen. Bovendien is de typische obesitas metabotype (samentrekking voor metabole fenotype) verloren na gewichtsverlies veroorzaakt door bariatrische chirurgie. De causale rol van deze moleculen niet aangetoond worden maar kan tenminste gesuggereerd dat zij biomarkers vertegenwoordigen.
Mechanismen waardoor darmflora kan leiden tot de ontwikkeling van hyperglycemia en vetopslag
De opslag hypothese
Intestinale microben gebruiken voedingsstoffen en produceren metabolieten die een breed spectrum van menselijke metabole fenotypen, waaronder gevoeligheid voor aandoeningen zoals obesitas [3, 42, 49, 71], insulineresistentie [3], metabool syndroom [89], leversteatose [72 beïnvloeden , 73]. Met behulp van metagenomic en biochemische analyses, Gordon’s groep lieten zien dat deze veranderingen de metabole potentieel van de darmflora van obese muizen [43] beïnvloeden. De “zwaarlijvige microbioom” heeft een verhoogde capaciteit om energie te oogsten uit de voeding [49]. Dit werd echter mechanisme bestreden door andere studies waaruit blijkt dat de verhouding tussen de microbiële samenstelling en energie vangstcapaciteit is complexer dan vroeger beschouwd [74]. Een groot punt was dat deze eigenschap is omdat overdraagbare kolonisatie van kiemvrije muizen met de microbiota van obese muizen resulteerde in een significant grotere stijging van de totale lichaamsvet (tot 40%) dan met de kolonisatie microbiota van een lean muis [ 49, 71]. Derhalve, in tegenstelling tot muizen met een darmflora worden kiemvrije dieren beschermd tegen obesitas die zich na het nuttigen van een Westerse stijl, vetrijke, suiker-dieet [71]. De aanhoudende lean fenotype is geassocieerd met verhoogde skeletspieren en de lever niveaus van gefosforyleerd AMP-geactiveerd proteïne kinase (AMPK) en downstream betrokken in vetzuuroxidatie zoals acetylCoA carboxylase en-carnitine palmitoyltransferase. Verder is de kiemvrije muizen verhoogde expressie van de intestinale vasten geïnduceerde adipocyte factor (FIAF) de peroxisomal proliferator-activated receptor gamma coactivator-1alpha (PGC-1alpha) induceert. Zo, de auteurs gesuggereerd dat kiemvrije muizen werden beschermd tegen dieet-geïnduceerde obesitas door twee onafhankelijke, maar complementaire mechanismen die leiden tot een verhoogde stofwisseling van vetzuren.
De inflammatoire hypothese
Metabole ziekten worden gekenmerkt door een low-grade ontsteking en de rol van het aangeboren en adaptieve immuunsysteem van groot belang [37, 38, 62, 75-78]. De oorsprong van de factoren ontsteking vóór het begin van obesitas of diabetes blijft onbekend. Eerst voorgesteld de lipopolysacchariden (LPS) die zeer inflammatogenic component van de celwand van Gram-negatieve bacteriën causaal betrokken bij het begin van de laaggradige ontsteking in reactie op een vet verrijkt dieet [3]. Bacteriële fragmenten worden herkend door Toll-like receptoren (TLR’s) die een geconserveerde familie van integraal membraan patroonherkenning receptoren die een cruciale rol spelen in het aangeboren immuunsysteem, dat is het begin van de afweer tegen binnendringende ziekteverwekkers hebben, maar zijn ook nodig voor intestinale homeostase [79]. Andere intracellulaire receptoren, zoals de nucleotide-bindende domein Oligomerisatie (NOD)-like receptoren (NLRs) van bacteriële DNA of NOD1 en NOD2, andere fragmenten zoals peptidoglycanen, betrokken bij aangeboren immuniteit [80, 81] en geacht als doel om ontsteking te controleren. Muizen een vetrijk dieet voor een korte periode van 2 weken waar gekenmerkt door een gematigd 2-3-voudige toename in bloed LPS gedefinieerd als metabole endotoxemia [3]. Het blijft binnen dit bereik, dat wil zeggen ver van wat waargenomen tijdens een acute infectie. Derhalve op basis van deze constante hoge concentratie van plasma LPS, vetweefsel, lever en spierontsteking ontwikkeld [3, 82]. De causaliteit van deze bacteriële factor werd aangetoond, aangezien een lage snelheid continu infusie van LPS geïnduceerde meeste vroege factoren recapituleren metabool syndroom en omgekeerd muizen verwijderd uit de LPS receptor TLR4 of deel van TLR4 machines zoals CD14, weerstand het optreden van de ziekte [83]. Bovendien adipocyten behandeld met LPS een ontsteking [84]. Tal van cijfers dat de oorspronkelijke plaats van de ontsteking inderdaad het vetweefsel, maar recente studies, met behulp van conventionele en kiemvrije muizen, suggereerde dat het zou kunnen worden gelokaliseerd in de darm, waar HF westers dieet en darmbacteriën samenwerken om darmontsteking, wat bijdraagt bevorderen de progressie van obesitas en insulineresistentie [85]. De rol van darmflora werd aangetoond aangezien een chronische behandeling met antibiotica verminderde de intensiteit van de ziekte in vetrijke dieet en ob / ob muizen [65, 86]. Plasma LPS concentratie kan worden beschouwd als een risicofactor was aanwezig in overmaat in het bloed van patiënten ogenschijnlijk gezonde voeding meer vetten dan koolhydraten of eiwitten [82]. De verhoogde plasma concentratie kan acuut LPS geïnduceerd worden door een absorptie van lipiden in human [87] en in muizen [3] en lijkt op een verhoogde darmpermeabiliteit afhankelijk via een GLP-2 afhankelijk mechanisme [88]. Andere bewijzen toonden aan dat de TLR5 receptor omgekeerd is het beschermen tegen het metabool syndroom, omdat muizen die genetisch deficiënt zijn in TLR5 tentoongesteld vraatzucht en ontwikkeld kenmerk kenmerken van het metabool syndroom [89]. TLR5 helpt in eerste instantie te verdedigen tegen infecties. Daarbij werd aangetoond dat TLR5 controles hyperfagie, hyperlipidemie, hypertensie, insulineresistentie, en verhoogde adipositas de mechanismen die ontsteking. Een ander fenotype was dat de metabole eigenschappen gecorreleerd met veranderingen in de samenstelling van de darmflora. Het fenotype overdraagbaar was sinds de transplantatie van de microbiota van TLR5-deficiënte aan kiemvrije muizen resulteerde in obesitas en verminderde insulinegevoeligheid. Deze bevindingen tonen aan dat de modulatie van het immuunsysteem ontvangende lichaam beïnvloedt door het veranderen darmflora.
Rekening houdend met wat hierboven gemeld, een belangrijke zaak is om te begrijpen hoe bacteriële fragmenten en LPS de doelorganen en ontsteking te bereiken. LPS moleculen worden meegenomen in het bloed voornamelijk door lipoproteïnen wanneer in de lever zij zijn voorgesteld induceren hepatitis [90]. Bovendien is een antibacteriële behandeling verminderde de ziekten [91]. Daarom is gesuggereerd dat LPS kan worden geabsorbeerd door de darm tijdens de synthese van chylomicrons [92, 93] dan uitgewisseld met andere lipoproteïnen [94] die chronisch kan worden getransporteerd naar doelwit weefsels zoals lever [95] of bloedvaten [96] en ontsteking. Echter, in een acute situatie, kan een flits toediening van lipoproteïnen bufferen plasma LPS en het verminderen van de impact ervan op de acute fase ontsteking [97, 98]. Geen hypothese is tot nu toe beschikbaar is voor andere bacteriële fragmenten.
Al met al, de enorme diversiteit van de intestinale microbiota kunnen meerdere hypothesen over de moleculaire mechanismen die verantwoordelijk zijn voor metabole ziekten. Zeker, ontsteking worden gehouden. Men zou ook kunnen suggereren dat inname van voedsel en energie-opslag moeten worden betrokken bij het beeld.
Gut microbiota en vetstofwisseling
Conclusies uit de vorige paragraaf blijkt dat intestinale microbiota, die sterk van invloed op de opslag van vet in het wit vetweefsel, kan net zo goed strak vetstofwisseling en de gevolgen daarvan te regelen op hart-en vaatziekten. Deze hypothese is gemakkelijk intuïtief omdat de darm is de toegangsdeur van lipide. Microbiota, hoewel aanwezig in lage concentratie in het duodenum en jejunum (honderdvier-honderdenvijf cel / ml), waar de meeste lipiden worden opgenomen, worden de informatie darmcellen met lipide metabolieten. Anders een overmaat lipiden dus niet opgenomen, zou het voeden van de microbiota in de dikke darm op toch informatieve metabolieten ook. Bewijzen toonde aan dat conventionele muizen met normale microbiota gekenmerkt door een verhoogde productie van energie metabolieten, bijvoorbeeld, pyrodruivenzuur, citroenzuur, fumaarzuur, appelzuur en, in vergelijking met kiemvrije muizen [99]. Omgekeerd werden plasmaspiegels van cholesterol en een aantal soorten lipiden in het serum triglyceriden en fosfatidylcholine verminderd met de microbiome terwijl zij verhoogd in het weefsel, zoals het vetweefsel en de lever. Dit suggereerde dat de klaring van lipiden werd verhoogd door de microbiota. De mechanismen blijven onbekend maar waarschijnlijk door de verandering in de bacteriële genera en de overeenkomstige microbiome, al dan niet aanwezig in de flora van het diabetes of obesitas dieren. Zelfs cholesterol in de darmen metabolisme wordt beïnvloed door de darmflora. In kiemvrije ratten, lever microsomale hydroxylering van steroïde hormonen en lithocholinezuur is efficiënter dan de conventionele tegenhangers [100]. Een precieze voorbeeld is de ontdekking van een Bacteroidetes D8, een cholesterolverlagend bacterie van humane intestinale oorsprong, die werd geïsoleerd uit een senior mannelijke vrijwilligers met een hoge capaciteit om luminale cholesterol te coprostanol [101]. Tientallen jaren geleden werd de rol van darmflora betreffende de controle van het vetmetabolisme indirect gesuggereerd omdat werd aangetoond dat galzuren kunnen worden gemetaboliseerd door de flora [102]. In kiemvrije ratten, de hoeveelheid urobiline en stercobilin vrijwel verwaarloosbaar waaruit blijkt dat bilirubine wordt gereduceerd tot urobilins de darmflora uitsluitend. De kolonisatie met verschillende bacteriestammen gebleken dat het metabolisme van galzuren anders werd beïnvloed door het type darmflora. In alle gevallen was monocolonization niet volledig kunnen weer een normaal galzuur metabolisering.
Verrassenderwijs heeft het effect van darmflora op systemisch metabolisme (Fig. (Fig.1) 1) aangetoond zelfs met betrekking tot lipide homeostase in niet-metabolisch actieve organen zoals het oog [103]. In een recente studie, Oresic et al.. vergeleek de lipide structuur van ogen afgegeven vanaf kiemvrije en conventionele muizen. De auteurs analyseerden zowel lens en netvlies lipidome door massaspectrometrie (MS) uitgevoerd in ion-negatieve modus (ESI-) en in totaal 140 en 276 lipiden waren respectievelijk gedetecteerd. De belangrijkste bevinding was de microbiota aangedreven daarbij de algemene fosfatidylcholinen, die een verhoogde blootstelling voorgesteld oxidatieve stress in conventionele muizen in vergelijking met kiemvrije muizen.
Fig. 1
Multiple-sited impact van darmflora op tal metabolisme. Gut microben is aangetoond of voorgesteld om een impact hebben op het vetweefsel en de lever vet opslag, skeletspier energiemetabolisme, vet metabolisme in de lever en hepatische steatose, atherosclerose hebben …
Echter, in de zoektocht van mechanismen die darmflora, vetstofwisseling en vaatziekten recente vinden tonen een sterke moleculaire hypothesen [104]. Voor, het bespreken van deze onderwerpen, is het opmerkelijk dat hart-en vaatziekten zijn gekoppeld aan infectie tientallen jaren, door het vergroten pro-atherosclerotische veranderingen in de vasculaire cellen [105]. Een Microbiome gevonden in atherosclerotische plaques omdat bacterieel DNA kunnen worden geïdentificeerd in meer dan 50% van alle plaques [106] en de oorsprong kan intestinale of oraal [107]. De vasculaire risicofactoren inderdaad verhoogd populatie studies waarin de plasmaconcentratie van LPS werd verhoogd (Fig. 2) [104, 108, 109]. Omgekeerd anti-LPS moleculen zoals oplosbare CD14 tegen stijfheid van de aorta en dus een verminderde vaatfunctie [110]. Daarom kunnen antibiotica therapieën hebben een positief effect op de vasculaire functie [111]. De moleculaire controle van de productie van atherosclerotische plaques door factoren van intestinale origineel is onlangs in een studie waarin de auteurs gebruikten een metabolomics benadering onpartijdige kleine moleculen metabolische profielen in plasma CVD risico voorspellen genereren. Drie metabolieten van de voeding lipide fosfatidylcholine-choline, trimethylamine N-oxide (TMAO) en betaïne werden geïdentificeerd en vervolgens naar risico voor CVD voorspellen onafhankelijke grote klinische cohort. Aanvulling van de voeding en kiemvrije muizen studies bevestigden een cruciale rol voor de voedings-choline en darmflora in TMAO productie. Het was gekoppeld aan cholesterol accumulatie en vorming van schuimcellen macrofaag. Vandaar dat de rol van monocyten / macrofagen is belangrijk in low-grade ontstekingsziekten, omdat een toename van het aantal gunsten coronaire collaterale groei bij type 2 diabetes patiënten [112]. Uiteindelijk de onderdrukking van intestinale microflora in atherosclerose-gevoelige muizen remde dieet-choline-enhanced atherosclerose. Daarom wordt microbiota van de darm of orale oorsprong nu zeker erkend als een risico en een oorzakelijke factor van de cascade van gebeurtenissen die leiden tot atherosclerose. Een interessante hypothese zou zijn dat de microbioom kon gastheer genexpressie bedienen via miRNA [113]. Vergelijkende profilering van miRNA expressie met behulp van miRNA arrays van conventionele en kiemvrije muizen bleek dat mmu-mir-665, die werd ontregeld tijdens kolonisatie, Abcc3 expressie down-gereguleerd door direct gericht op de Abcc3 3′-UTR [113]. De rol van miRNA op endotheliale metabolisme is elders aangetoond [114] en daarom kon men suggereren dat darmflora kan endotheelfunctie en menselijke atherosclerotische laesies [114] regelen. Echter, de algemene controle van de ontsteking gemedieerd door het aangeboren en adaptieve immuunsysteem zeker regelen de agressiviteit van de darmflora. Bijgevolg zal de waarheid steunen op een set markers geassocieerd darmflora als risicofactor, de regulerende rol van het immuunsysteem en de genetische achtergrond van het individu.
Fig. 2
De inflammatoire branden: darmflora dysbiose en de oorsprong van metabole stoornissen. De oorsprong van metabole ziekten is multifactorieel, maar de impact van schadelijke voedingsgewoonten is zeker de belangrijkste factor die verantwoordelijk is. Dit wijzigt direct …
Gut microbiota als een regulator van leversteatose
Hepatische steatose is een van de belangrijkste complicaties van abdominale obesitas, insulineresistentie en type 2 diabetes [115 tot 117]. Ongeveer 60-80% van deze patiënten een stadium van de ziekte van 1 tot 5 waarbij de laagste limiet komt overeen met de ophoping van lipiden en vervolgens tot ontsteking, apoptose, fibrose, leverfalen of kanker. Het wordt nu steeds een prioriteit voor Europa door de lancering van de Europese programma’s voor onderzoek te financieren. Het argument dat intestinale microbiota betrokken zou zijn bij de activering van leversteatose is afkomstig van waarnemingen die conventionalized dieren 40% meer lichaamsvet dan kiemvrije dieren [42] hebben. Verschillende moleculaire mechanismen zijn voorgesteld. Een verhoogde intestinale productie van korte keten vetzuren worden die meer energie naar de lever [49, 71]. De genetische achtergrond geeft een gevoeligheid voor het ontwikkelen van leversteatose zoals in de SV129S6 muis [72]. In dit geval zijn de multivariate statistische modellen van de metaboloom spectra van urine aangetoond dat de genetische aanleg van de muizenstam om leversteatose is geassocieerd met storingen van choline metabolisme [72]. Werd aangetoond dat de symbiotische darmflora de choline omgezet in methylaminen leidt tot lage circulerende niveaus van plasma fosfatidylcholine en hoge uitscheiding van methylamines (dimethylamine, trimethylamine, en trimethylamine N-oxide), die de biologische beschikbaarheid van choline vermindert en bootst het effect van choline-deficiënt dieet, waardoor NAFLD [72, 73]. Echter, dit model niet om een spil die de leverziekte wordt geassocieerd met een toestand van ontsteking. De moleculaire inflammatoire mechanisme kan worden toegeschreven aan plasma LPS die toeneemt bij patiënten met levercirrose en in de ader hepatoportal volgende alcoholgebruik [3, 118, 119]. Dit mechanisme was afhankelijk van TLR4 en initieert ontstekingen [120]. Echter, in afwezigheid van alcoholgebruik, plasma-LPS concentratie een matige verhoging in het bloed van muizen die een vette lever ontwikkelen, zoals de hoog-vet dieet-gevoede muizen [3]. Dit proces kenmerkt metabole endotoxemie en wordt beschouwd als een factor triggering van ontsteking en metabolische ziekten. Metabole endotoxemie werd gekoppeld aan een verhoogd darmpermeabiliteit [65]. De behandeling van de muizen een vet dieet verrijkt met antibiotica verminderde de metabole endotoxemie en de ophoping van vet in de lever en de lokale inflammatoire status [65, 86]. Bovendien het inflammatoire mechanisme, is voorgesteld dat darmflora zou vetophoping worden steeds in de lever via een mechanisme waarbij de regulatie van FIAF [42, 71]. Dit lid van de angiopoietine-achtige eiwitfamilie selectief onderdrukt in het darmepitheel van normale muizen door darmflora. FIAF is een circulerende lipoproteïne lipase inhibitor en onderdrukking is essentieel voor micro-geïnduceerde depositie van triglyceriden in adipocyten. Inderdaad, in de obese diabetische ob / ob muis, de overeenkomstige microbiome een verhoogde capaciteit om energie uit de voeding verder aanwakkeren van de lever met koolstofresten gegenereerd door bacteriële fermentatie van onverteerbare vezels. Derhalve is na een verandering van darmflora wordt voorgesteld dat zowel verhoogde voedingsvezels fermentatie en de inductie van metabole endotoxemie leidt tot lipiden ophopen in lever en ontsteking. Deze hypothese zou passen bij de snelle ontwikkeling van leversteatose ondersteunend de verandering in voedingsgewoonten en dus van de intestinale microbiota.
Gut microbiota en type 1 diabetes
Type 1 diabetes is een auto-immuunziekte die wordt veroorzaakt door de specifieke vernietiging van de insuline uitscheidende endocriene pancreatische beta cellen door T-lymfocyten [121]. Bijgevolg is een progressieve maar absolute insulinopenic toestand treedt op in de volgende maanden en jaren. Dit mechanisme is onomkeerbaar, maar kan worden voorkomen door immunosuppressiva bij gebruik vroeg genoeg [122, 123]. De antigenen waarop het immuunsysteem gedeeltelijk zijn beschreven en hebben betrekking op de erkenning van glutaminezuurdecarboxylase (GAD) -64 eiwitten. T-lymfocyten dringen de eilandjes van Langerhans, zoals beschreven door een insulitis, en steeds meer vernietigen de insuline afscheidende cellen alleen [121]. Wat blijft onbekend is het proces dat voorkomt de vernietiging van de juiste autoreacting T-lymfocyten of het systeem dat de auto-immuunreactie door miskenning van de zelf-antigenen zoals GAD64 toelaat. Men zou kunnen suggereren dat de rijping van T-lymfocyten zou worden aangetast. Recente gegevens toonden de cruciale rol van de gastro-intestinale microbiota in de bescherming of het activeren van type 1 diabetes [57, 124]. De diermodellen geschikt voor dergelijke studies zijn de niet-obese diabetische (NOD) muis stam, of de BB rat. In beide modellen worden de doel-pancreas insuline producerende beta-cellen aangevallen en verwoest door geactiveerde immuuncellen, wat leidt tot type-1 diabetes. De ontdekking van de rol van darmflora afkomstig van de hygiënische hypothese [23] na de waarneming dat de incidentie van spontane T1D in de NOD muizenkolonie kan worden beïnvloed door de microflora in de stalruimte inrichting [125] of door blootstelling aan microbiële stimuli zoals injectie met Mycobacterium of verschillende microbiële producten [126, 127]. In de menselijke, is de incidentie van type 1 diabetes toegenomen in de afgelopen decennia in de ontwikkelde landen waar de milieu-omstandigheden drastisch zijn veranderd [honderdachtëntwintig-dertienhonderdeneen]. Deze hypothese suggereert dat bacteriële antigenen zou worden gepresenteerd door het aangeboren immuunsysteem op de T-lymfocyten heel vroeg in het leven ondersteunen het idee dat immunostimulatie kan de rijping van de postnatale immuunsysteem [132, 133] ten goede komen. Derhalve bij miskenning van het bacterieel antigeen, wordt het adaptieve immuunsysteem verergert de agressiviteit tegen de pancreatische cellen en vernietigen. Bijgevolg zou de erkenning van bacteriële determinanten van intestinale microbiota een uitlokkende factor van auto-immuunziekte. De Toll-like receptoren (TLR’s) zijn aangeboren patroonherkenning receptoren die betrokken zijn bij de afweer die de controle over commensale bacteriën en weefsel integriteit [79, 134] te houden. De overeenkomstige signalerend molecuul is MyD88 adapter derhalve muizen die deze moleculaire mechanismen tegen insulitis [57]. Dit is afhankelijk van de commensale bacteriën omdat kiemvrije MyD88 knockout muizen ontwikkelen robuuste diabetes.
Het type darmflora is belangrijk. Die van NOD muizen waarschijnlijk induceren diabetes sinds de kolonisatie van deze muizen met een microbiota van niet-type 1 diabetische muizen verhinderd de incidentie van diabetes in kiemvrije NOD muizen. Derhalve zijn zowel de kwaliteit van de darmflora en de activering van het aangeboren immuunsysteem de controle van de agressiviteit van T-lymfocyten en daarmee de ontwikkeling van auto-immuunziekten. In de BioBreeding rat model van type 1 diabetes, is gebleken dat de Lactobacillus soorten in feces werden negatief gecorreleerd met type 1 diabetes ontwikkeling [135]. Juist, twee soorten de L. johnsonii en L. ruteri verhinderd het effect op diabetes type 1 ontwikkeling [135]. Gesuggereerd werd dat twee stammen van bacteriën veranderingen in de intestinale mucosale eiwit en oxidatieve stress leidend tot lage IFNy geïnduceerd. Bijgevolg waarnemingen na toediening van antibiotica in type 1 diabetes BioBreeding ratmodellen gebleken dat het ontstaan van de ziekte is verminderd, dat de hypothese dat een specifieke darmflora kan autoimmuniteit induceren versterkt [136].
In totaal techniek darmflora door het gemiddelde van prebiotica, probiotica, en voedsel complement, of door bacteriële-afgeleide immunotherapeutische strategieën kunnen beneficiate de preventie van type 1 diabetes (afb. (Fig.33).
Fig. 3
Therapie strategieën uitdagend darm microben. De ontdekking van de rol van darmflora betreffende de controle van metabole ziekten opent vele therapeutische strategieën zoals prebiotica, probiotica en immuunmodulatie. Ook kan de generatie …
Gut microbiota en parodontitis
Cross-sectionele studies suggereren een sterke associatie tussen systemische ziekten en orale infectie, zoals parodontitis [137 tot 140], die wordt beschouwd als de zesde complicatie van diabetes mellitus [141, 142]. Parodontitis is een veel voorkomende chronische multifactoriële infectie wordt gekenmerkt door een ontstekingsreactie tegen een specifieke microbiota mond. Deze stelt een complex biofilm die vooral van Gram-negatieve bacteriën samengesteld in de subgingivale micro [143, 144]. Op basis van dit aspect, Saito et al.. [145] verondersteld dat de specifieke correlatie tussen de periopathogens en de ontwikkeling van obesitas ook kan worden geassocieerd met veranderingen in plasma LPS concentratie. Kan vooral de endotoxine uit de Gram-negatieve pathogenen verantwoordelijk op afstand effecten van parodontitis op gezondheidsproblemen van [145]. LPS release in de systemische circulatie is direct van invloed organen zoals de lever, de longen, vetweefsel, skeletspieren en het hart [146]. De uitdaging van deze bacterieel antigeen op meerdere plaatsen orgaan kan een ontstekingsreactie veroorzaken, resulterend in insulineresistentie, wat uiteindelijk leidt tot metabole stoornissen [38]. Met betrekking tot andere chronische ziekte geassocieerd met een low-grade ontsteking zoals atherosclerose, recente gegevens laten zien dat bacteriën uit de mondholte kan samenhangen met ziekte markers van vaatziekten [107]. Door zich te richten de 16S rRNA V1-V2 regio door pyrosequencing en door het toepassen van qPCR analyse, data geïdentificeerd gedeeld sequenties die behoren tot de Veillonella en Streptococcus groepen van sequenties tussen orale en atherosclerotische plaque monsters binnen dezelfde personen. Bovendien, in deze studie principal component analyses suggereerden dat de overvloed aan Fusobacterium, een van de eerste kolonisten in periodontale plaque, kan direct de niveaus van totaal cholesterol en LDL beïnvloeden. Dit bewijs toont de translocatie van orale bacteriële naar de systemische circulatie. Dus in het licht van de bovenvermelde resultaten hebben vele studies aangegeven dat de behandeling parodontitis doordat orale bacteriële pathogenen [147-149] kan metabole controle bij diabetische patiënten.
Het gebruik van Pre-, Pro-, en synbiotische te voorkomen of te behandelen metabolische problemen
Tegenover de epidemie van obesitas en diabetes, moet men erkennen dat preventieve strategieën moeten worden toegepast. Tot nu toe zijn juiste voedingsgewoonten alleen nauwelijks toegepast door personen terwijl meer en meer tieners zijn onder de invloed van vet-en suiker-verrijkte voeding. Dus voor dit maatschappelijke probleem nieuwe strategieën worden voorzien.
Een manier zou zijn om onze darmflora te herstellen door het gemiddelde van pre-of pro-biotica. Wat prebiotische er nu veel belangstelling manipulatie van de microbiota samenstelling om het mogelijk gunstige aspecten te verbeteren. De prebiotische aanpak dicteert dat niet-levensvatbare ingrediënten worden speciaal gefermenteerd in de dikke darm door de inheemse bacteriën gedacht te worden van positieve waarde, bijvoorbeeld bifidobacteriën, lactobacillen [150, 151]. Elk ingrediënt dat in de dikke darm komt is een kandidaat-prebiotisch [152]. De meeste huidige aandacht en succes zijn afgeleid met behulp van niet-verteerbare oligosachariden uit fructose, xylose, soja, galactose, glucose, mannose en met verschillende werkzaamheid op stofwisselingsziekten. Het werkingsmechanisme blijft onduidelijk, maar kan worden gerelateerd aan de regulering van intestinale mucosale biologie, waar de intestinale mucosa werd gekenmerkt door een hoger villi, diepere crypten, verhoogd aantal slijmbekercellen en een dikkere slijmlaag op colonepitheel [153]. De remming van intestinale permeabiliteit voor middelen zoals LPS is onlangs voorgesteld een formule die kan worden waarbij de afscheiding van enterische peptide zoals glucagon-achtig peptide 2 [88]. Uiteindelijk konden intestinale entero-endocriene functies ook worden gericht op prebiotica [154]. Fructoligosaccharides verhogen de productie van glucagon-achtige peptide 1 dat insulinesecretie kunnen bevorderen en op darm-hersenen as voor de regulatie van glucose metabolisme [155].
Andere strategie is het gebruik van bacteriën, dat wil zeggen probiotische een gezonde darmflora herstellen. Verschillende geslachten worden momenteel gebruikt en onder hen de meest voorkomende zijn bifidobacteriën en lactobacillen met verschillende voordelen voor de gezondheid. De geïdentificeerde werkingsmechanismen zijn tal van [156]. Ze lijken ten minste gedeeltelijk verband met de wijziging van de hechting van bepaalde bacteriestammen de mucosa [157], de invloed van het enterale immuunsysteem door de productie van IgA [158] of de inductie van anti-inflammatoire moleculen als Il10 [honderdnegenenvijftig-honderdeenenzestig], of de regeling van de darmpermeabiliteit [162]. Een recent bewijs heeft duidelijk aangetoond dat een specifieke stam, namelijk de B. longum kan ontsteking van de darm te verminderen door het produceren grote hoeveelheid acetaat uit de fermentatie van voedingsvezels [163]. Acetaat interageert met het enterale immuunsysteem om de synthese van regulerende T-lymfocyten bevorderen. Andere mechanismen kunnen het produceren van single-bacteriële moleculen zoals polysaccharide A van Bacteroides fragilis die moet pro-inflammatoire interleukine-17 te onderdrukken door intestinale immuuncellen [164]. De metabole gevolgen van het gebruik van probiotica zijn talrijk. De meesten van hen betrekking hebben op de vermindering van het lichaamsgewicht [165], niet-alcoholische leververvetting [zestienhonderdenzes-honderdachtenzestig], of glycemie en insuline resistentie [169, 170].
Om het licht van de gunstige effecten van pre-en pro-biotica, is een nieuwe strategie combinatie van beide werkwijzen nu omhoog en gedefinieerd als “synbiotische.” Inzicht in de mutualistische verbinding tussen darmflora en gastheer fysiologie voor de controle van de stofwisseling is cruciaal in de zoektocht naar mechanismen die verantwoordelijk zijn van de dramatische verhoging van hart-en vaatziekten [2, 3]. In dit scenario kort een synbiotische strategie bleek geschikt voor het verbeteren van het lipidenprofiel van hypercholesterolemische mannen en vrouwen. In deze studie werden patiënten kregen een combinatie van Lactobacillus acidophilus CHO-220 en inuline [150, 151] of placebo gedurende 12 weken. Ondanks het gebrek aan effect op het lichaamsgewicht en de energie-inname, de synbiotische behandeling verminderde zowel de totale en LDL-cholesterolgehalte in het plasma via een mechanisme waarbij lipide transporters [39]. Aangezien triglyceriden concentratie in lipoproteïnen wordt beschouwd als belangrijkste risicofactoren voor atherosclerose, de auteurs gesuggereerd atheropreventive de rol van synbiotische strategie.
Conclusies: therapeutische en het voorkomen van de huidige en toekomstige mogelijkheden
We worden nu geconfronteerd met een nieuw tijdperk waarin we zullen moeten om de rol van een nieuw orgel rijk aan meer dan 3 miljoen genen te begrijpen: darmflora. Het is waarschijnlijk dat deze metagenoom zal de basis van vele nieuwe therapeutische benaderingen ter behandeling en voorkoming stofwisselingsziekten en de overeenkomstige cardiovasculaire gevolgen. Door het begrijpen van deze nieuwe ecologie strategieën op basis van prebiotica, probiotica kan, zelfs gerichte antibiotica worden overwogen. De identificatie van de eukaryote genen gereguleerd door darmflora zal ook worden beschouwd als nieuwe doelwitten waartegen de farmaceutische bedrijven moeten in staat zijn om het ontwerp verbindingen. Uiteindelijk wordt darmflora beschouwd als een groot aantal antigenen en sommige kunnen dienen als basis immunotherapeutical strategieën te voorkomen of te behandelen. Diagnostische kits aan patiënten identificeren die risico lopen of te classificeren en stratificeren de ziekten zal nuttig zijn voor de arts beter aan te passen van de therapeutische strategie.
Ga naar:
Open Access
Dit artikel wordt gedistribueerd onder de voorwaarden van de Creative Commons Naamsvermelding-Niet Commercieel License waarop een niet-commercieel gebruik, distributie en reproductie in elk medium maakt, op voorwaarde dat de oorspronkelijke auteur (s) en de bron worden gecrediteerd.
Originele artikel;
Hyperactiviteit bij kinderen
Hyperactiviteit is een verzamelnaam voor tal van symptomen die hun oorsprong vinden in een disbalans in de aanmaak van sympatische- en parasympatische neurotransmitters. De meest voorkomende symptomen zijn: slaapstoornissen, driftbuien, agressief gedrag, spraakstoornissen, onwillekeurige spierspanningen (tics), depressies en leerstoornissen.
Neurotransmitters
Neurotransmitters zijn hormoonachtige stoffen, die veelal in het centrale zenuwstelsel (hersenen) worden aangemaakt en daar actief zijn. De aanmaak van neurotransmitters is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van grondstoffen. De belangrijkste grond-stoffen zijn de aminozuren glutamine, GABA, taurine, tyrosine en fenylalanine. Co-factoren, die ervoor moeten zorgen dat de daadwerkelijke omzetting in neurotransmitters plaats vindt en die onmisbaar zijn, zijn een aantal B-vitaminen (vooral in co-enzymatische vorm), fosfatidyl-choline, magnesium, mangaan en zink.
De oorzaken
De oorzaken van hyperactiviteit worden gezocht in beschadigingen van het centraal zenuwstelsel (MBD), stofwisselingsstoornissen, voedselintoleranties, bloedsuikerspiegel-problemen (hypoglycaemie) en allergische reacties.
Optimale behandeling van hyperactiviteit bestaat uiteraard uit het wegnemen van de oorzaken. In een aantal gevallen is het wegnemen van de oorzaken niet eenvoudig; soms zelfs onmogelijk. Symptoombestrijding kan in deze gevallen (tijdelijk) een uitkomst bieden.
* Beschadigingen van het centrale zenuwstelsel (CZ) zoals MBD (minimal brain damage/dysfunction/deficiency, hyperkinesis) en gevolgen van een trauma, kunnen over het algemeen niet of nauwelijks verholpen worden. Indien deze beschadigingen leiden tot een veranderd metabolisme van de grondstoffen van neurotransmitters, kan suppletie met deze grondstoffen zinvol zijn. Stimulering van de doorbloeding van de hersenen (Ginkgo Biloba) kan ondersteunend werken.
* Stofwisselingsstoornissen, zoals de opname door de spijsvertering van onder ‘neurotransmitters’ genoemde voedingsstoffen, kan door aanpassing van de voeding en verbetering van de spijsvertering verholpen worden. Intolerantie (zie aldaar) kan één van deze stoornissen zijn. Verstoorde aanmaak van deze stoffen door het lichaam zelf is vaak erfe-lijk bepaald en moeilijk te herstellen. Suppletie van voedingsstoffen die door de verstoorde stofwisseling niet opgenomen kunnen worden kan een uitkomst bieden.
* Voedselintoleranties kunnen leiden tot allergische reacties (zie aldaar) of, door eliminatie van het betreffende voedingsmiddel, tot voedingstekorten van belangrijke voedings-factoren. Indien de oorzaak van een intolerantie door reparatie van het enzymdefect niet kan worden weggenomen, kan suppletie van het betreffende enzym en suppletie van het ontstane voedingstekort een oplossing zijn.
* Hypoglycaemie is geen directe oorzaak van hyperactiviteit. Een lage of sterk wisselende bloedsuikerspiegel, met name in de hersenen, zal de behoefte aan suiker(s) doen toenemen en kan een suikerverslaving veroorzaken. Suiker is een van de stoffen waarop vaak allergisch gereageerd wordt (zie aldaar). Het aminozuur glutamine is de enige voedingsstof die rechtstreeks de bloed-hersenbarrière kan passeren en direct als brandstof door de hersenen gebruikt kan worden. Glutamine wordt vaak ingezet ter bestrijding van hypoglycaemie en suikerverslavingen. Hypoglycaemie en een sterk wisselende bloed-suikerspiegel worden in het algemeen door dieetmaatregelen (minder suikers en stimulantia en meer voedingsvezels) en inname van extra chroom en zink behandeld.
* Allergische reacties kunnen tal van symptomen oproepen. Een daarvan is hyperactiviteit een symptoom dat met name bij kinderen voorkomt. De meest voorkomende allergenen bij hyperactiviteit van kinderen zijn suiker(s) en lichaamsvreemde stoffen (additieven, met name AZO-kleurstoffen). Het ontdekken van het allergeen is vaak niet eenvoudig. Allergenen uit de voeding kunnen onder meer door huidtesten, RAST-, IgE- en spierspanningstesten, eliminatie-, rotatie- en Feingolddieeten en provocatie/tolerantie testen vastgesteld worden.
Moeilijk aan te tonen allergenen uit de omgeving zijn bijvoorbeeld formaldehyde uit meubelen, chloor in zwembaden, oplosmiddelen uit kleurkrijtjes op school, textielvezels van kleding en beddegoed, elektromagnetische straling van apparaten of hoogspanningsmasten, geurassociaties en inhalatie van benzinedampen.
Eliminatie van het allergeen (indien mogelijk) zal uiteraard de symptomen van een allergische reactie doen verdwijnen.
De werkelijke oorzaak van een allergie moet gezocht worden in een overbelasting van en/of het defect aan het immuunsysteem. Het vermijden van alle factoren die het immuunsysteem belasten is aan te raden (stress, slaaptekort, zware metaalbelasting, lichaamsvreemde stoffen in de voeding of omgeving, belastende voedingsmiddelen, straling). Het functioneren van het immuunsysteem is afhankelijk van een aantal voedings-factoren (anti-oxidant vitaminen, aminozuren en mineralen) en de aanmaak van enzymen (SOD, catalase, glutathion).
Goede voeding, eventueel aangevuld met een anti-oxidantcomplex, bevat deze factoren en kan de aanmaak van genoemde enzymen ondersteunen.
Natuurlijke symptoom bestrijdende middelen zijn ondermeer vitamine C, quercetine en het kruid Scutellariae (anti-histamine eigenschappen), glutamine (suiker- en alcohol-verslaving) en GABA (hyperactiviteit).
Samenvatting
Hyperactiviteit bij kinderen is meestal een symptoom van een allergische reactie.Een allergie duidt altijd op een defect aan het immuunsysteem.
Het opsporen en vermijden van het allergeen is niet in alle gevallen mogelijk en neemt niet de oorzaak van de allergie weg.
Algehele versterking van het immuunsysteem, ondersteund met het vermijden van alle belasting van het immuunsysteem, kan een allergie doen verdwijnen.
Het met natuurlijke middelen verlichten van de symptomen, kan bij histamine-afhankelijke reacties door extra inname van vitamine C en quercetine geschieden. Kalmerende werking in het algemeen