Ik ga op vakantie en ik neem mee?

 

  1. Vitamine U (Gastrazyme): veiliger & natuurlijk alternatief dan motilium voor zure      oprispingen en maagproblemen.
  2. Probiotica & proteolytische enzymen: reizen, brengt vaak andere     voedingsgewoonten en-tijdstippen met zich mee, die de eerste dagen de spijsvertering 
    in de war kunnen sturen. Met en goede probiotica en proteolytische enzymen zoals 
    bromelaïne & papaïne kunnen dergelijke reisongemakken voorkomen worden. Ook zijn 
    enzymen een geweldig hulpmiddel bij dikke voeten, enkels (= waterophoping of  
    oedeem) die vaak voorkomen na een lange vlucht of bij het aankomen in warme, tropische landen.
  3. Vitamine C: onder de gebufferde vorm van poeder dat in de dagelijkse drinkbus, gevaardigd uit roestvrij staal (RVS), met zuiver water kan gemengd worden. Treedt op als natuurlijk antioxidant en zorgt voor een dagelijkse ondersteuning van ons immuunsysteem.
  4. Gember tegen reisziekte via wagen, vliegtuig, trein en boot
  5. Glucosaminezalf, boswelia serrata, kurkuma, traumeel: orthoceuticals die een eerste hulp bieden bij spier- en gewrichtspijnen, verrekkingen of verstuikingen.
  6. Melatonine tegen jetlag (alternatief: tryptofaan ’s avonds / tyrosine ’s morgens)
  7. Citronella-olie of eucalyptus-olie: als natuurlijk afschrikmiddel voor insecten. 
    Toch een beet? Dep de plek met Molkosan. Vervolgens kan je wat echinacea-tinctuur,       MSM-zalf of tea tree oil aanbrengen en afdekken met een pleister om de hevige pijn en 
    roodheid te verzachten.
    Extra tip bij hevige jeuk: is het aanbrengen van tijgerbalsem of amidon (zetmeel) dat in vele gevallen voor verkoeling zorgt.
  8. Zonnecrème + extra antioxidanten-complex + Aloë vera
    Kies voor een natuurlijke parabeen-, alcohol-, parfumvrije zonnecrème met een minimum beschermingsfactor van SPF30. Voorkom zonnebrand niet alleen van buiten, maar ook van binnenuit met extra antioxidanten zoals: coënzym Q10, ß-caroteen, glutathion, alfa-liponzuur, N-acetylcysteïne, quercetine, vitamine C & E.
    Toch zonnebrand opgelopen? Wrijf de huid dan voorzicht in met een additiefvrije Aloë vera gel of goudsbloem (calendula) zalf. Ook het rauw eiwitgedeelte van een ei of rauwe tomatenbrei zijn efficiënt bij zonnebrand.
  9. Colloïdaal zilver: voor keel-, oor-, neusaandoeningen. 
    Ook preventief een pipetje nuchter nemen alvorens je het vliegtuig opgaat, bied je maximale bescherming tegen de vaak ongezonde aircolucht in een vliegtuig.
  10. MSM (methylsulfonylmethaan): best opneembare vorm is vloeibaar. Doordat MSM een belangrijke bron van zwavel is voor ons lichaam, kan het voor diverse reisklachten ingezet worden:
  • Spierstijfheid en –pijnen. MSM verhoogt de flexibiliteit van spiereiwitten en verbetert het energiemetabolisme in de spiercellen.
  • Allergieën:. Oraal toegediende MSM samen met vit C verlicht gevoeligheid voor pillen, huisstofmijt, voedsel  en bepaalde geneesmiddelen, soms beter dan anti-histaminica.
  • Parasitaire infecties.  In vitro en in vivo onderzoek toont aan dat MSM diverse infecties in het maag-darmkanaal en het urogenitale systeem kan verlichten. MSM is actief tegen Giardia lamblia (kan vaak “reizigers-diarree” veroorzaken), Trichomonas en  spoelworminfecties
  • Overtollig maagzuur en maag-darmklachten. Diarree, chronische constipatie,  misselijkheid en inflammatoire aandoeningen van het maag-darmslijmvlies kunnen verlicht worden door inname van MSM.

Bron: Walter Fache

Insuline en hart en vaatziekten

Hoge doses insuline, waarmee sommige patiënten met diabetes type 2 worden behandeld, verhoogt mogelijk het risico op hart- en vaatziekten.
Het lijkt erop dat insuline betrokken is bij het instabieler worden van plaques (opbouw van vetachtige stoffen aan de binnenkant van de bloedvaten). Insuline lijkt onder andere vaatnieuwvorming in plaques te stimuleren en zo de kans op een infarct te vergroten. Dat blijkt uit onderzoek van Katrijn Rensing.
Ongeveer de helft van de patiënten met diabetes type 2 overlijdt ten gevolge van hart- en vaatziekten.

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Meer dan 50% van de patiënten met type 2 diabetes mellitus (T2DM) overlijdt ten gevolge van hart- en vaatziekten. Om hart- en vaatziekten te voorkómen in deze patiënten is het van belang om te weten welke factoren het cardiovasculaire risico kunnen beïnvloeden. Omdat het momenteel ter discussie staat of patiënten met T2DM (type 2 diabetes mellites) behandeld dienen te worden met hoge doses insuline heb ik onderzocht of, en hoe, hoge doses insuline het risico op hart- en vaatziekten kunnen verhogen. Tevens heb ik onderzocht of een hormoon dat erg lijkt op insuline, het insulin-like growth factor-I (IGF-I), geassocieerd is met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.

In hoofdstuk 1 worden de overeenkomsten en verschillen tussen insuline en IGF-I beschreven. Deze hormonen hebben een gemeenschappelijke voorouder waardoor insuline en IGF-I tegenwoordig nog erg op elkaar lijken. Beide hormonen kunnen ook dezelfde effecten teweegbrengen. Echter, over de jaren heen heeft insuline zich ontwikkeld tot een hormoon met vooral metabole effecten, terwijl IGF-I met name betrokken is geraakt bij groei en ontwikkeling. Of beide hormonen betrokken zijn bij de ontwikkeling van hart- en vaatziekten is onderzocht in dit proefschrift.

Deel 1. De rol van insuline bij het ontstaan van hart- en vaatziekten.

In hoofdstuk 2 wordt een samenvatting van de literatuur gegeven waarbij studies besproken worden die erop wijzen dat insuline het risico op hart- en vaatziekten zou kunnen verhogen. In deze context worden ook studies besproken waaruit blijkt dat een hele intensieve behandeling van T2DM (waarbij HbA1c (http://en.wikipedia.org/wiki/Glycated_hemoglobin) waarden van <48mmol/mol nagestreefd worden) niet leidt tot een verlaging van het risico op hart- en vaatziekten. Sterker nog, de ACCORD studie heeft laten zien dat intensieve behandeling het risico om te overlijden aan hart- en vaatziekten juist laat toenemen. Terwijl de redenen voor deze onverwachte verhoogde mortaliteit (nog) niet bekend zijn, is er gespeculeerd dat hoge insuline doseringen in de intensief behandelde patiënten, mogelijk bijgedragen kunnen hebben aan verhoging van het cardiovasculaire risico. Inderdaad blijkt er in de literatuur een associatie te bestaan tussen het gebruik van insuline en het risico op hart- en vaatziekten. Daarnaast hebben laboratorium experimenten aangetoond dat insuline eigenschappen bezit die atherosclerose (‘aderverkalking’) kunnen stimuleren. Echter, direct bewijs dat insuline atherosclerose in mensen of dieren kan verergeren ontbreekt en is daarom de focus van het eerste deel van dit proefschrift.

In hoofdstuk 3 hebben we onderzocht of de mate van insuline blootstelling in patiënten met T2DM geassocieerd is met hart- en vaatziekten. Hiertoe hebben we een studie gedaan onder mensen die voor het eerst orale antidiabetische middelen zijn gaan gebruiken. De gemiddelde dagelijkse insuline blootstelling werd berekend in 2338 patiënten die een cardiovasculair event hadden doorgemaakt en vergeleken met de insuline blootstelling in 4407 controles184 die vrij bleven van hart- en vaatziekten. Na analyse bleek dat patiënten met de hoogste insuline blootstelling (hoogste tertiel) 44% meer kans hadden op hart- en vaatziekten, terwijl patiënten met een lage insuline blootstelling (laagste tertiel) 52% lager risico hadden op hart- en vaatziekten, vergeleken met patiënten die geen insuline gebruikten. Deze resultaten suggereren dat hoge insuline blootstelling mogelijk negatieve effecten heeft op het proces van aderverkalking. Echter, of insuline daadwerkelijk een causale rol heeft bij verergering van aderverkalking kan niet afgeleid worden uit deze data. Daarom hebben we in de volgende hoofdstukken onderzocht via welke mechanismen insuline het cardiovasculaire risico kan verhogen.

Een van onze hypotheses was dat insuline de stabiliteit van atherosclerotische afwijkingen (‘plaques’) zou kunnen verstoren door angiogenese (vaatnieuwvorming) in deze plaques te bevorderen. In hoofdstuk 4 presenteren we data die deze hypothese ondersteunen. Met behulp van een in vitro angiogenese proef hebben we laten zien dat insuline de vorming van vaatachtige structuren kan stimuleren in een laboratorium setting. Om erachter te komen of insuline ook vaatnieuwvorming in de plaques bij mensen kan stimuleren hebben we vervolgens eerst onderzocht of de insuline receptor aanwezig is in deze plaques. Het bleek dat de insuline receptor met name aanwezig was op kleine net gevormde vaatjes, en niet op grotere meer uitgerijpte vaatjes. Dit specifieke expressie patroon van insuline receptoren suggereert dat insuline mogelijk betrokken is bij uitgroei van nieuwe vaatjes in atherosclerotische plaques in mensen. Om dit verder te ondersteunen hebben we vervolgens aangetoond dat het aantal vaatjes in plaques hoger is in T2DM patiënten die insuline gebruiken dan in T2DM patiënten die geen insuline gebruiken. Al deze resultaten samen wijzen erop dat insuline mogelijk betrokken is bij vaatnieuwvorming in atherosclerotische plaques van mensen.

In hoofdstuk 5 laten we zien dat insuline waarschijnlijk ook betrokken is bij vaatnieuwvorming in tumoren. We hebben namelijk gevonden dat er ook een specifiek expressie patroon voor insuline receptoren bestaat in borst-, darm-, alvleesklier-, long- en niertumoren. In deze tumoren zagen we dat insuline receptoren vooral aanwezig waren op vaatjes in het tumorweefsel, terwijl deze op de vaatjes in het omringende weefsel niet of nauwelijks aanwezig waren. Mogelijk leidt stimulering van deze insuline receptoren op de vaatjes met insuline tot een toename van vaatnieuwvorming, wat vervolgens tumorgroei kan bevorderen. Omdat in de literatuur vooral de insuline analoog glargine geassocieerd is met kanker hebben we vervolgens onderzocht of verschillende insuline analogen een verschillende potentie hebben om vaatnieuwvorming te stimuleren in vitro. Alle vier de insuline analogen die we getest hebben bleken in dezelfde mate de vorming van vaatachtige structuren te kunnen stimuleren, wat erop wijst dat insuline glargine geen exclusieve kandidaat is om vaatnieuwvorming te stimuleren.

In hoofdstuk 6 laten we zien dat insuline betrokken is bij het instabieler worden van atherosclerotische plaques in vivo, en dat dit onafhankelijk is van systemische effecten van

Nederlandse samenvatting

185

insuline op metabolisme. Ondanks dat observationele studies hebben laten zien dat het gebruik van insuline in patiënten met T2DM geassocieerd is met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, is het onduidelijk of insuline een causale rol heeft bij het stimuleren van aderverkalking. Een van de problemen van observationele studies is de zogenaamde indicatie bias. Dat wil zeggen dat de patiënten die insuline voorgeschreven krijgen vaak de patiënten zijn die ernstigere insuline resistentie en beta-cel falen hebben dan de patiënten die geen insuline voorgeschreven krijgen. Dit zou kunnen leiden tot verkeerde interpretaties ten gevolge van ‘confounding’ door ernst van de diabetes. Een tweede probleem bij het bestuderen van de effecten van insuline op aderverkalking in vivo, is dat insuline ook systemische effecten heeft op lipiden metabolisme en gewicht, welke allebei ook het cardiovasculaire risico kunnen beïnvloeden. Om deze verstorende factoren te omzeilen hebben we een in vivo model gebruikt waarin de directe effecten van insuline op het verergeren van aderverkalking bestudeerd kunnen worden. In atherosclerose-gevoelige LDLr KO (low density lipoprotein receptor knockout) muizen werd aderverkalking geïnduceerd door een bandje te plaatsen rondom de halsslagaders. De gevormde atherosclerotische plaques werden vervolgens lokaal behandeld met insuline of met fysiologisch zout. Deze lokale toediening van insuline leidde niet tot systemische effecten, maar leverde wel plaques op die 33% minder collageen bevatten, een eiwit waarvan wordt verondersteld dat het de stabiliteit van plaques bevordert. Bovendien werden in het weefsel rondom deze lesies 50% meer geactiveerde mest cellen waargenomen. Uit in vitro experimenten bleek dat de verlaging van het collageen in de lesies het gevolg zou kunnen zijn van complexe effecten van insuline op collageen homeostase (balans van aanmaak en afbraak), deels via effecten van insuline op mest cellen in het omringende weefsel.

Stimulatie van de insuline receptor met insuline leidt tot activatie van twee signaleringspaden in de cel. Een van deze paden, het PI3K-pad, werkt niet goed tijdens insuline resistentie. Om in een in vivo model te onderzoeken wat de rol van insuline resistentie is bij het ontstaan en verergeren van atherosclerotische plaques, zou een muismodel waarin aderverkalking optreedt en tegelijkertijd het PI3K-pad defect is, van grote waarde kunnen zijn. In hoofdstuk 7 karakteriseren we daarom het fenotype van LDLr KO muizen die geen Akt2 hebben (een eiwit betrokken in het PI3K-pad). Deze zogenaamde Akt2/LDLr dKO muizen hadden hogere glucose en insuline waarden dan LDLr KO muizen, en bleken meer insuline resistent te zijn. Opvallend was dat de plaques significant kleiner waren en tegelijkertijd meer complex bleken doordat ze minder collageen bevatten, grotere gebieden van necrose en meer apoptose hadden. In vitro experimenten lieten vervolgens zien dat gladde spiercellen en macrofagen waarschijnlijk een belangrijke rol spelen bij het verstoren van de collageen homeostase in de lesies van de Akt2/ LDLr dKO muizen. Tezamen suggereren deze resultaten dat Akt2/LDLr dKO muizen kunnen dienen als een interessant model waarin de effecten van insuline resistentie op het ontstaan en verergeren van aderverkalking onderzocht kunnen worden.

186

Deel 2. De rol van IGF-I bij het ontstaan van hart- en vaatziekten.

Verschillende studies bij volwassenen hebben laten zien dat lage IGF-I spiegels in het bloed geassocieerd zijn met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. In deze context zou verwacht kunnen worden dat patiënten die van jongs af aan lage IGF-I spiegels hebben gehad, op jong volwassen leeftijd al tekenen van aderverkalking en/of hartfalen kunnen vertonen. Daarom hebben we, in hoofdstuk 8, het cardiovasculaire risico profiel bepaald bij een 27 jarige man met extreem lage IGF-I spiegels ten gevolge van een homozygote IGFALS gen mutatie. In het bloed van de patiënt werden extreem lage IGF-I spiegels en milde insuline resistentie en dyslipidemie gemeten. 64-slice CT scan en drie-dimensionale echografie van het hart lieten geen enkele tekenen van subklinisch hart- en vaatlijden zien. Deze resultaten suggereren dat lage IGF-I spiegels, veroorzaakt door een IFGALS mutatie, niet per definitie gepaard gaan met een verhoogd cardiovasculair risico.

Om de bevindingen in de bovengenoemde casus verder te onderbouwen laten we, in hoofdstuk 9, de resultaten zien van een studie binnen het EPIC-Norfolk cohort. In 1013 cases met coronair lijden en 2055 controles hebben we de associatie bestudeerd tussen IGF-I en IGFBP-3 spiegels in het bloed, genetische variatie in de chromosomale gebieden (loci) die coderen voor deze eiwitten, en het risico op hart- en vaatziekten. Na correctie voor de aanwezigheid van cardiovasculaire risicofactoren bleek er geen associatie te zijn tussen IGF-I en IGFBP-3 spiegels en het risico op coronair lijden. Vervolgens hebben we drie tagging SNPs (single nucleotide polymorphysms) geïdentificeerd die geassocieerd waren met IGF-I of IGFBP-3 spiegels. Tot slot bleek, in een meta-analyse van de EPIC-Norfolk en 8 andere studies, dat geen van de 31 onderzochte tagging SNPs die de gehele IGF1 en IGFBP3 loci omvatten, geassocieerd was met coronair lijden. Samen wijzen deze resultaten erop dat IGF-I en IGFBP-3 waarschijnlijk niet betrokken zijn bij het ontstaan van hart- en vaatziekten in de mens.

bron: http://dare.uva.nl/record/432937

Verzuring, schadelijk voor je gezondheid

Alles in ons lichaam werkt alleen binnen bepaalde fysisch-chemische voorwaarden. Dat zijn o.a. de juiste temperatuur, het juiste hormonaal evenwicht (daaronder horen alle lichaamshormonen), een gebalanceerd immuunsysteem en de juiste zuurgraad. De juiste zuurgraad is dus een van de voorwaarden voor een goede gezondheid. Zonder deze is het niet mogelijk goed gezond te zijn! Alle celfuncties en dus alle orgaanfuncties gaan achteruit als de zuurgraad afwijkt. Geen enkel orgaan ontsnapt aan deze malaise. Bepaalde weefsels/functies zijn het meest gevoelig voor afwijkingen hierin, en dat zijn: botweefsel, haar, nagels, bloed(stolling), spieren, urinewegen, pezen en gewrichten. Een goede zuurgraad is voorwaarde voor behoud van een optimale gezondheid en voorwaarde voor behoud van met name gezonde botten.

Wat is het gevolg van verzuring?

Verzuring kan leiden tot botontkalking, doordat als het lichaam verzuurt, het gevolg is dat het lichaam dit compenseert, m.b.v. botzouten die alkalisch zijn. Dit alles onder invloed van het parathormoon, het hormoon van de bijschildklier. Er vindt niet alleen demineralisering van het bot plaats, maar vaak ook van haren en nagels.
Behalve botontkalking kan verzuring leiden tot nierstenen. Zure urine geeft namelijk een verschuiving van opgelost calciumoxalaat en urinezuur naar de kristalvorm. Er treedt dus kristallisatie op. Dat is zijn microscopisch kleine kristallen. Daarna ontstaat niergruis en daar-na nierstenen.

Hetzelfde principe vindt plaats in lichaamsweefsels. Bij een hoge zuurgraad vind kristallisatie plaats van de bufferzouten. Deze slaan neer in de weefsels. Het gevolg is verharding, verstijving van ligamenten, gewrichtskapsels.
Onder invloed van verzuring gaat de werking van het immuunsysteem veranderen. Er onstaat een verhoogde neiging tot ontsteking.
Verder bestaat een concrete invloed van de zuurgraad op de vertering. Je verteringsenzymen werken bij een bepaalde zuugraad. Als deze afwijkt gaat de vertering achteruit.

Verzuring leidt dus tot:

  • ontsteking
  • verstijving van spieren, pezen, gewrichtskapsels
  • botontkalking
  • demineralisering van haren, nagels
  • nierstenen
  • verteringsproblemen

Begrip

Eerst een nog paar extra opmerkingen, die je moet begrijpen en om je te motiveren zodat je zuurgraad als een van de basisvoorwaarden voor je gezondheid gaat zien.
Als we ouder worden gaan ons lichaam geleidelijk aan verzuren. Een deel van de veroudering ontstaat door verzuring. Je weefsels gaan verharden omdat er onder invloed van verzuring o.a. zure (buffer)zouten in neerslaan. Dit geeft o.a. een verharding van bindweefsel en dus ook verstijving. De stijfheid die bij het ouder worden optreedt is deels hiervan een gevolg.
De verzuring leidt tot een overreactie van bepaalde immuuncellen met als
gevolg brand! Dit kan uitmonden in een soort veenbrand. En dit is oorzaak van heel veel ellende. Lees ook het artikel over ontsteking op deze website.
Alle biochemische reacties in ons lichaam verlopen met behulp van enzymen. Enzymen functioneren optimaal bij een bepaalde zuurgraad. Wijkt de zuurgraad af dan wijkt de werking van deze enzymen af.
Eiwitten in de voeding geven verzuring. Maar eiwitten hebben we nodig. Dus moet er in de voeding compensatie zitten voor de verzurende eiwitten.

Evolutie

Tijdens de evolutie is ons genenpakket ontstaan in samenhang met de
omgeving waarin de vroege mens leefde en in samenhang met vooral het
voedsel dat voorradig was. Het originele voedsel van de mens was heel rijk aan groente en fruit, knollen, zaden, noten. Af en toe at de mens vermoedelijk vlees en of vis. De mens is een opportunist door zijn intelligentie en eet wat hij kan verkrijgen. Granen en brood, pasta’s, rijst at de vroege mens niet, het was er eenvoudigweg niet. Dit oerdieet zullen de meeste van ons niet erg aantrekkelijk meer vinden. Het was wel goed! Relatief weinig snelle koolhydraten, weinig verzadigd vet en niet al te veel eiwitten en daardoor niet verzurend. We zullen de voeding en biochemie van de oermens moeten nabootsen. In onze moderne maatschappij kunnen we niet leven als de oermens. We zullen op een andere manier dezelfde biochemie moeten bereiken.

Kan ik met gezonde voeding mijn zuurgraad in orde houden?

Het is uit te rekenen wat je moet eten om niet te verzuren. Dat komt voor de meerderheid van ons neer op een pond tot een kilo groente en fruit per dag. Omdat dit niet voor ieder realiseerbaar is moeten we kunstgrepen toepassen. Kunstgrepen zijn in dit verband voedingssupplementen.

Wat moet je doen om de juiste zuurgraad te bereiken?

Stap 1. Eerst bepalen of er sprake is van verzuring. Methode: met behulp van PH strips, kun je de zuurgraad van je urine meten.
Dit moet je op een doorsnee dag alle keren doen dat je plast. De volgende uitslagen zijn mogelijk
A. Ochtendurine, dit is de eerst urine van de dag, d.w.z. de eerst na 06.00 in de
ochtend, niet eten/drinken ( water mag wel) na 20.00 uur vorige avond
Er zijn nu 2 mogelijkheden.
1. Deze heeft een PH lager dan 6,0
2. Deze heeft een PH hoger dan 6,0
B. Dag urine; alle keren dat je overdag plast de zuurgraad meten
Er zijn nu 3 mogelijkheden
De urine PH is overdag alle keren beneden de 7,0.
De urine PH komt 1 x op 7,0 of hoger.
De urine PH is overdag meerdere keren boven de 7,0
Mogelijkheden:
1. ochtendurine lager dan 6,0 en dagurine alle keren onder de 7,
2. ochtendurine lager dan 6,0 en dagurine 1 x 7,0 of hoger
3. ochtendurine lager dan 6,0 en dagurine meerder keren 7,0 of hoger
4. ochtendurine hoger dan 6,0 en dagurine alle keren onder de 7,0
5. ochtendurine hoger dan 6,0 en dagurine 1 x 7,0 of hoger
6. ochtendurine hoger dan 6,0 en dagurine meerdere keren hoger dan 7,0
Interpretatie
Mogelijkheid 6: heel goed, goede zuurgraad
Mogelijkheid 5: redelijk tot goed
Mogelijkheid 4: matig
Mogelijkheid 3: goed
Mogelijkheid 2: matig tot redelijk
Mogelijkheid 1: slecht

Stap 2. Nu je zuurgraad bekend is kun je bepalen wat je moet doen,
Let op: gebruik je medicijnen roep dan deskundige hulp in! Je kunt nog steeds
ontzuren, maar dat kun je beter onder begeleiding doen!
Mogelijkheid 3,5,6: je doet het voor wat uw zuurgraad betreft goed genoeg. Je
hoeft geen maatregelen te nemen
Mogelijkheid 2: je doet het matig tot redelijk. Het is voldoende meer groente en
fruit te eten.
Mogelijkheid 1,4: onvoldoende.

Advies: eet (veel) meer groente en fruit.
Neem daarbij supplementen om je zuurgraad verder te verbeteren. Zie de link onderaan dit artikel!

Stap 3. Check of je voldoende maatregelen hebt genomen
Hoe weet je of je het voldoende doet? Of de maatregelen afdoende zijn?
Doe nog een keer de test als hierboven en kijk of je in een betere categorie komt.
LET OP Check nadat je een paar dagen supplementen gebruikt je urine. De PH
mag niet hoger worden dan 7,5.

Stap 4. Houdt deze maatregelen, die je in categorie 1 hebben gebracht dan een minimaal ½ jaar vol. Controleer af en toe je urine en zie erop toe dat de PH niet boven de 7,5 komt. Als dat wel gebeurt, neem dan minder  supplementen. Je lichaam heeft tijd nodig om te ontzuren, om zijn overtollige zuren kwijt te raken, vooral als deze al zijn uitgekristalliseerd.

img_2777Lukt het je niet zelf om de ph op peil te brengen, maak dan een afspraak met Alie Wouda Van natuurpraktijk AURORA  info@natuurpraktijkaurora.nl

 

 

Vrouwenklachten door hormonale disbalans

Vrouwenklachten door hormonale disbalans

leven in het ritme van de natuur

In ons lichaam zijn hormonen de afgevaardigden van de natuur. Hormonen moeten trachten de gezondheidsbalans (homeostase) te handhaven. Zo kunnen ze bijvoorbeeld bewerkstelligen dat genen ‘aan’ of ‘uit’ gezet worden. Hormonen trachten ervoor te zorgen dat alle processen harmonieus verlopen; dat de symfonie geen kakofonie wordt.

Het ritme van de natuur
Al miljoenen jaren is de natuur vooral gericht op overleven’. Niet zozeer van het individu, maar vooral van het soort. Helaas houden de meeste mensen er geen rekening mee dat ze een element zijn van die overlevingscyclus. Zo weten we bijvoorbeeld dat de genen, tot doel hebbend elke cel in ons lichaam te controleren, in 30.000 jaar nauwelijks zijn veranderd (1%). En hoewel wij de laatste eeuw proberen ons levensritme naar eigen hand te zetten kunnen we er niet onder uit dat we rekening moeten houden met levenscyclus van onze verre voorouders.

De laatste 150 jaar zijn onze hersenen en ons lichaam aan verwarring onderhevig door de vooruitgang van de technologie en de landbouw. Deze vooruitgang heeft gevolgen voor het menselijk hormonale systeem door twee belangrijke oorzaken:

* De grote hoeveelheden koolhydraten (suikers) die buiten de zomer worden gegeten.
* Het gebruik van kunstlicht, in het bijzonder in de winter.

Zo waren de zomermaanden in het verleden bij uitstek geschikt voor de conceptie. Voor een goede conceptie is namelijk de aanwezigheid van voldoende insuline belangrijk. En juist de in de zomer aanwezige koolhydraatrijke voeding zorgt voor die verhoogde insulineaanmaak. Insuline stimuleert de oestrogeen receptoren die op hun beurt de progesteron receptoren weer stimuleren. Een ideale situatie voor een vrouw om zwanger te worden. Bovendien is er in de zomer-maanden veel daglicht waardoor weinig melatonine wordt aangemaakt.

Een hoog niveau aan melatonine kan worden gezien als een soort natuurlijke voorbehoedmiddel en gaat de conceptie tegen.

In de westerse wereld is dit ritme van de seizoenen voor een groot gedeelte verdwenen. We consumeren het hele jaar door koolhydraten (suikers) in grote hoeveelheden en ons kunstlicht zorgt er voor dat minder melatonine wordt aangemaakt. Zo is het licht van een computerscherm al voldoende om melatonine aanmaak tegen te gaan. Overigens zien we ook bij dieren dat verandering van het dag-nacht ritme tot problemen leidt. Als in een kippenhok 12 uur extra kunstlicht per dag wordt gegeven, ontwikkelt een groot deel van de kippen eierstokkanker. Als deze hennen borsten zouden hebben zou zich borstkanker hebben ontwikkeld.

We zien dat door een hoog insulineniveau vanwege koolhydraatgebruik, vrouwen niet alleen op jongere leeftijd seksueel rijp zijn, maar ook dat hierdoor bij de celreproductie eerder fouten worden gemaakt.

Vrouwenklachten door hormonale disbalans
De meeste specifieke vrouwenklachten, in zowel de vruchtbare als de niet-vruchtbare periode, hebben een zeer duidelijke relatie met hormonen. Het betreft vooral oestrogeen, progesteron, cortisol en insuline. Het handhaven van de balans tussen deze vier hormonen kan veel vrouwenklachten buiten de deur houden.

In dit artikel kijken we in het bijzonder naar de balans tussen oestrogeen en progesteron in relatie met cortisol (stress) en het ritme van de natuur.

  • Een groot aantal vrouwenklachten kan als volgt worden onderverdeeld:
  • P.M.S. (pre-menstrueel syndroom)
  • P.C.O.S. (polycysteus-ovariumsyndroom)
  • Menopauzeklachten
  • Osteoporose
  • Borst- en eierstokkanker
  • Menstruatieklachten
  • Endometriose
  • Auto-immuunziekten
  • Hart- en vaatziekten

Netwerk van hormonen

Geen hormoon functioneert zonder andere hormonen. Ze werken zeer nauw samen in het zogenoemde hormoon netwerk. Voor vrouwen is de balans van de hormonen oestrogeen en progesteron uitermate belangrijk bij het handhaven van een goede gezondheid, op zowel jongere als oudere leeftijd.

Samen met insuline (voeding) en cortisol (stress) vormen oestrogeen en progesteron de ruggengraat van het hormonen netwerk.
Andere hormonen die een rol in het netwerk spelen zijn : melatonine, testosteron, DHEA, schildklierhormonen, groeihormoon, adrenaline, dopamine serotonine en eicosanoïden.

Belangrijke factoren bij het in stand houden van een goede balans zijn:

  • Het ritme van zon en maan (licht en cyclus)
  • Het vrij zijn van overmatige en oxidatieve stress
  • Goede en volwaardige voeding
  • De hoeveelheid voeding
  • Het klimaat
  • Voldoende slaap en beweging
  • De genen van onze voorouders

Tijdens zwangerschap wordt de productie van oestrogeen en progesteron 10 tot 30 maal zo hoog als in een normale menstruatiecyclus.

Oestrogeen zorgt voor groei van de cellen, progesteron verfijnt en stabiliseert deze groei. Progesteron speelt een belangrijke rol bij het reguleren van de genen in de cellen. Hiermee wordt het groeien, differentiëren en afsterven (apoptosis) van de cellen geregeld. Een tumor bijvoorbeeld is niet een te sterke groei van één of andere cel, maar het niet tijdig afsterven (apoptosis) van cellen.

De placenta bijvoorbeeld heeft alle elementen in zich om uit te groeien tot een kwaadaardige tumor; door progesteron komt dit echter niet zo ver.
Zo zien we dat een zwangerschap op zeer jonge leeftijd een bescherming biedt tegen o.a doordat progesteron het gen P53 aanzet tot apoptose. Onderzoek laat zien dat kinderen krijgen voor 20e jarige leeftijd de beste bescherming is tegen verschillende vormen van kanker, in het bijzonder medium borstkanker. Ook tussen 20 en 28 jarige leeftijd is er nog een bescherming. Een vrouw die haar eerste kind op 35 jarige leeftijd krijgt heeft drie maal zoveel kans op borstkanker dan een vrouw die haar eerste kind krijgt op 18-jarige leeftijd. Het aantal kinderen (meer is beter), de leeftijd waarop de moeder haar kinderen krijgt (bij voorkeur beneden de 20), het aantal maanden dat borstvoeding wordt gegeven (langer is beter) en als vrouw zelf borstvoeding hebben gehad (wenselijk) geven de beste bescherming tegen borstkanker en eierstokkanker. Anno 1700 schreef een zekere Bernardina Ramazzine overigens al dat er bijna geen klooster in Italië was waar geen borstkanker onder de nonnen voorkwam.

Duidelijk is dat het gedrag van onze voorouders in onze genen is terug te vinden, doordat de vrouwen gemiddeld 2 tot 3 maal zoveel kinderen kregen als tegenwoordig, daar zeer vroeg mee begonnen (toen ca.19 jaar nu ca.30 jaar) en lang borstvoeding gaven (per kind 27 maanden, nu: 3 maanden). Volgens onze genen zouden we dus jong, veel kinderen moeten krijgen. Met onze huidige leefwijze werken we onze genen tegen waardoor er sneller dan normaal een ontregeling in het DNA kan ontstaan.

Hormonale ritmes van de natuur
Dag/nacht:
0.00 – 4.00u Grootste gedeelte groeihormoonafgifte
6.00 – 8.00u Hoogste cortisolniveau van de dag

Verhoging lichaamstemperatuur
9.00 – 12.00u Insuline gevoeligheid hoog
20.00 – 24.00u Verhoging melatonine

  • Daling cortisol
  • Vermindering lichaamstemperatuur
  • Maan(d)sekshormonen:

Dag 1 – 14 Oestrogeen hoog met een piek rond dag 12 met daarna een sterke daling naar dag 14.
Progesteron is laag en gaat zeer langzaam omhoog rond dag 8 naar dag 14.
Dag 15 – 28 Na ovulatie rond dag 14 sterke stijging progesteron.
Met een piek rond dag 21. Oestrogeen gaat weer lichtjes omhoog na ovulatie. Beide hormonen vallen sterk naar beneden van dag 22 naar dag 28.

Jaar:
zomer – insuline hoog

– melatonine laag
– oestrogeen-progesteron receptoren hoog

winter – insuline laag

– melatonine hoog
– oestrogeen-progesteron receptoren laag

(Insuline hoog betekent niet insulineresistentie)

Oestrogenen

Laten we eerst het misverstand uit de weg ruimen dat oestrogeen één specifiek hormoon is. Oestrogeen is de naam voor een grote groep stoffen met ostrogeen-achtige werking. Daar toe behoren: menselijke oestrogenen, dierlijke oestrogenen, synthetisch oestrogeen (niet in de natuur voorkomend), xenooestrogenen (milieu oestrogenen, meestal toxines) en plantaardige oestrogenen.

Wat de mens betreft zijn er drie soorten oestrogeen: oestradiol, oestron en oestriol. Oestradiol is veruit het belangrijkste oestrogeen. Oestron is een bijproduct van oestradiol. Oestriol is óók een afvalproduct van oestradiol, maar wordt eigenlijk alleen in grote hoeveelheden geproduceerd in de laatste drie maanden van de zwangerschap. De productie vindt niet door de moeder plaats maar door de bijnieren van de baby.

De oestrogeenproductie heeft in de eerste helft van de cyclus van de vrouw plaats.

De cycluslengte van de meeste vrouwen bevindt zich tussen 24 en 32 dagen met een ideale lengte rond 28 dagen. Rond 20% van de vrouwen heeft een zeer onregelmatige cyclus. In de eerste 14 dagen van de cyclus is het oestrogeen niveau het hoogst (het hoogste niveau is rond de 11e dag). Dan vindt de opbouw van het baarmoederslijmvlies plaats. Na de ovulatie, rond de 14e dag worden nog kleine hoeveelheden door het ‘gele lichaam’ geproduceerd.

Oestrogenen worden ook in het vetweefsel aangemaakt. Daarin bevindt zich het enzym aromatose dat testosteron omzet in oestrogeen.

Om de eerste menstruatie te laten beginnen is een bepaalde hoeveelheid vetweefsel nodig. Omdat deze hoeveelheid vetweefsel door ons huidige voedings-patroon eerder wordt bereikt zien we dat de start van de menstruatie tegenwoordig vaak rond het 12e jaar ligt. Ruim 60 jaar geleden lag dit nog rond het 15e levensjaar.

Ná de menopauze wordt bij de vrouw het vetweefsel de belangrijkste bron van oestrogeen- productie. In tegenstelling tot het dalende, lage niveau van oestrogeen en progesteron ná de menopauze, daalt het testosteron niveau veel minder hard. Dit testosteron kan in het vetweefsel ook omgezet kan worden naar oestrogeen.

Een teveel aan vetweefsel (overgewicht) en dus een grotere oestrogeenproductie kan mede leiden tot een onbalans met progesteron.

Mogelijke klachten van laag oestrogeen zijn:

  • vaginale droogheid- nachtzweten
  • opvliegers
  • geheugenproblemen
  • urineweginfecties en blaasontstekingen
  • depressie
  • stemmingswisselingen

Progesteron
Bij de vrouw vindt de productie van progesteron voornamelijk plaats in de eierstokken en dan in het bijzonder na de ovulatie wanneer het corpus luteum (gele lichaam) grote hoeveelheden progesteron produceert. Ook wordt progesteron in kleinere hoeveelheden geproduceerd in de bijnier en in de ‘schwann cellen’ (om myeline, dat de zenuw omhult, te produceren).

Vanaf 35-jarige leeftijd kan de productie van progesteron achteruit gaan omdat er regelmatig anovulatoire periodes ontstaan. Vanaf 40 jaar gaat de productie sneller achteruit. In de perimenopauze hebben veel vrouwen een tekort aan progesteron (oestrogeen dominantie). We kunnen stellen dat de menopauze begint op het moment dat er geen progesteron meer wordt geproduceerd in de eierstokken.

Dit is meestal enkele jaren voordat de menstruatie definitief stopt. Het lichaam kan overigens nooit een teveel aan progesteron produceren.

Mogelijke klachten door progesterontekort (zie ook oestrogeendominantie):

(Een menstruatie korter dan 4 dagen duidt vaak op een progesteron tekort.)

  • Heftig reageren op stress
  • Angst
  • P.M.S.
  • Vroege miskraam
  • Pijnlijke borsten
  • Onverklaarbare gewichtstoename
  • Vertraagde schildklier
  • Onvruchtbaarheid
  • Cyclische hoofdpijnen

Transport van oestrogenen en progesteron in het lichaam

Oestrogeen en progesteron worden evenals cortisol en testosteron in het waterige bloed vervoerd, gebonden aan proteïnen: de zogenoemde lipoproteïnen.

Oestrogeen is voornamelijk gebonden aan Sex Hormone Binding Gloculin (SHBG) terwijl progesteron vooral gebonden is aan Cortisol Binding Globulin (CBG).
Een heel klein gedeelte van het oestrogeen en progesteron is “vrij”, dus niet gebonden (tot 10%).
Alleen “vrije” hormonen kunnen door het lichaam gebruikt worden.
Het meten van oestrogeen- en progesteron-waarden in het serumbloed is minder betrouwbaar omdat de “vrije” vorm niet wordt gemeten. Aangezien de “vrije” hormonen wel oplossen in speeksel, is een meting in speeksel wel relevant.

Naast oestrogeen bindt SHBG óók testosteron. CBG bindt naast progesteron ook cortisol. SHBG en CBG worden in de lever geproduceerd zodat een goed functionerende lever hiervoor zeer belangrijk is.
Het SHBG niveau is zeer sterk gebonden aan het gewicht en het insulineniveau van de betrokken persoon. Overgewicht en insulineresisitentie verminderen het SHBG zeer sterk. De consequentie hiervan is dat er meer “vrij oestradiol” beschikbaar is voor de weefsels waardoor de kans op oestrogeen-dominantie toeneemt. Corticosteroïden, progestins, groeihormoon, androgenen en een laag niveau aan schildklierhormonen verlagen ook het SHBG niveau.

Receptoren en communicatie

Receptoren op de cel zijn belangrijk voor de communicatie tussen de cellen in het lichaam. Via het sleutel-slot principe geven de meeste hormonen hun boodschap door aan de cel.

Zo zijn er voor oestrogeen in het hele lichaam verspreid receptoren, o.a. in de hersenen, botten, lever, vagina, nieren, borsten, baarmoeder, bijnieren en ogen. Ook progesteron receptoren bevinden zich door het gehele lichaam, o.a. in de hersenen, ogen, neus, keel, longen, borst, lever, bijnieren, baarmoeder en vagina.

Het aantal receptoren per cel kan oplopen tot 20.000 of meer. Het aanmaken van receptoren op de cel is een dynamisch gebeuren dat aan veranderingen onderhevig is.

Zo speelt insuline een zeer belangrijke rol bij het creëren van oestrogeen-receptoren, evenals T3 (het schildklierhormoon). Oestrogeen is weer nodig om progesteron-receptoren aan te maken. Progesteron op haar beurt maakt dan de oestrogeenreceptoren weer gevoeliger.

Nergens is de samenwerking in het hormonennetwerk zo duidelijk als bij het vormen van receptoren. Oestrogeenreceptoren hebben als nadeel dat ze niet alleen in het lichaam geproduceerde oestrogenen toelaten, maar elke stof die een oestrogeenachtige werking laat zien. Dit maakt de weg vrij voor xeno-oestrogenen (toxines) die de receptoren kunnen bezetten en verkeerde boodschappen aan de cel doorgeven. Toch heeft elk nadeel ook zijn voordeel want hierdoor kunnen ook plantoestrogenen op de receptoren aansluiten. Deze hebben een vele malen minder sterke werking op receptoren dan lichaamsoestrogeen of xeno-oestrogenen en kunnen door de milde werking regulerend werken.

Ook kunnen receptoren resistent worden zoals in het geval van insulineresistentie. Dit kan volgens dr. Zava, directeur van het Z.R.T. laboratorium in Portland U.S.A. ook zo zijn bij de schildklierreceptoren, de zogenaamde schildklierhormoonresistentie. Hierdoor kan het zijn dat parameters voor de schildklier in het bloed gemeten normaal zijn, maar dat de symptomen van hypothyroïdie aanwezig zijn.
Een temperatuurmeting als schildklier-functietest is in deze situaties betrouwbaarder.

Hormonen in de hersenen

Ook in de hersenen spelen insuline, cortisol, oestrogeen en progesteron een hoofdrol. In alle hersencellen worden uit cholesterol de hormonen oestrogeen en progesteron geproduceerd. Deze zijn daarom bekend als neurosteroïden.

Hoewel progesteron dus vooral als zwangerschapshormoon wordt gezien valt op te maken dat het relatief veel in de hersenen voorkomt. In de hersenen zijn zeer veel progesteronreceptoren aanwezig; in het bijzonder in het limbisch gebied waar emotie zoals agressiviteit en woede zetelen.

belangrijke hormoon ontregelaars

* stress
– hoog coritsol
– anovulatoire cyclus

* voeding
– hoge calorie-inname
– suiker en geraffineerde zetmelen
– tekorten die in het bijzonder de eierstokken en mitochondria treffen
– lage inname fyto-oestrogenen
– alcohol

* medisch

– de pil
– gebruik van niet-lichaamseigen hormonen

* milieu
– roken
– blootstaan aan xeno-oestrogenen gedurende de embryonale fase
– chronische blootstelling aan xeno-oestrogenen

* algemeen

– oestrogenen toegediend aan dieren (vleesconsumptie)
– slechte leverfunctie
– obstipatie
– candida albicans

Belangrijke vitamines en mineralen voor de vrouw

* vitamine B6-D-E
* Magnesium-Calcium
* Omega-3 (viamine F)

Belangijke kruiden en planten voor de hormonale regulatie van de vrouw

* Maca
* Vitex Agnus Castus
* Zoethout
* Dong Quai
* Rhodiola
* Cimicifuga
* Hop
* Soja
* Rode klaver

Een belangrijke werking van progesteron verloopt via zijn metaboliet alloprognanolone op de receptoren van de neurotransmitter GABA. Deze staat bekend als een rustgevende en kalmerende neurotransmitter. Een hoog progesteron-niveau zoals voor de menstruatie en in de zwangerschap leidt tot meer GABA receptoren. Dit kan leiden tot slaperigheid en vermoeidheid. Een tekort aan progesteron lijdt op deze wijze tot onrust, nervositeit en slaapstoornissen.

De balans tussen progesteron, GABA en serotonine is een voorname voorwaarde voor stabiele stemmingen.

Oestrogeen werkt in de hersenen voornamelijk via een andere route. Samen met insuline reguleert oestrogeen het serotoninemetabolisme. Wanneer insuline de bloed-hersenbarriëre passeert gaat het serotonineniveau in de hersenen omhoog en ontstaan er meer oestrogeenreceptoren. Aangezien oestrogeen nodig is om progesteronreceptoren te vormen speelt dit ook altijd een belangrijke indirecte rol bij het progesteron metabolisme.

Oestrogeen en progesteron hebben een zeer belangrijke invloed op de ‘pathways’ van serotonine, dopamine en noradrenaline. Dit betekent dat oestrogeen en progesteron, naast insuline en cortisol, een belangrijke rol spelen bij de neurotransmissie. Bij veel hersen-geralateerde aandoeningen zoals depressie, angst, nervositeit, emotionele labiliteit, agressiviteit maar ook dementie en de ziekte van Alzheimer moet dan ook rekening worden gehouden met de balans tussen insuline, cortisol, oestrogeen en progesteron.

De relatie tussen stress en de hormoonbalans

Stress is verreweg de belangrijkste oorzaak van de ontregeling van de hormoonbalans. Langdurige stress leidt tot een verhoogde afgifte van cortisol wat weer leidt tot insulineresistentie, het verlies van zenuwcellen(neuronen), onderdrukking van het afweersysteem en een onbalans tussen oestrogeen en progesteron.

Het is onmogelijk je prettig te voelen bij een constant hoog cortisolniveau. Een verhoogd cortisolgehalte gaat vaak ten koste van het progesteron-niveau. Hierdoor ontstaat oestrogeendominantie. Stress geeft ook een verhoogde kans op insulineresistentie, die weer aan de basis staat van de ontwikkeling van cystes in de eierstokken. Zowel een oestrogeen-dominantie alsook cystes in de eierstokken kunnen een anovulatoire cyclus geven waarbij weinig of geen progesteron wordt geproduceerd. In deze situatie is er vaak sprake van een verhoogd prolactineniveau. Prolactine is het hormoon dat aan het einde van de zwangerschap betrokken is bij de melkproductie. In die periode daalt het progesteron- en stijgt het prolactineniveau. Maar ook zonder zwangerschap reageert het lichaam bij een laag progesteronniveau op dezelfde manier.

Een hoog niveau prolactine kan leiden tot amenorrhoe (geen menstruatie), galactorrhea (spontane melkproductie) en het vergroot het de kans op
borstkanker. Het dopamineniveau is altijd verlaagd als het prolactineniveau hoog is.

Stress is een belangrijke reden voor het niet ovuleren. Andere oorzaken hiervoor zijn slechte voeding, zware sportprogramma’s, crash diëten en sommige hormonale anticonceptiemiddelen.

Enkele relaties tussen stress- en sekshormonen:

* Beide hebben de hypothalamus en hypofyse als “dirigenten” van de productieorganen (bijnieren, cortisol, DHEA) en eierstokken (oestrogeen, progesteron).
* Progesteron is de voorstof van cortisol (farmaceutische progestins bv. in de pil kunnen niet als voorstof voor cortisol dienen).
* Verhoogd cortisol blokkeert progesteronreceptoren.
* Cortisol en progesteron worden door dezelfde ‘bootjes’ (lipoproteinen) in het bloed vervoerd, namelijk het CBG (Cortico Binding Globulin).

Typische chronische stressklachten zijn:
Vermoeidheid, hongergevoel, overgewicht, fluctuatie bloedsuikerspiegel, verminderde functie afweersysteem.

Oestrogeen-dominantie

De term oestrogeen-dominantie werd voor het eerst gebruikt door Dr. Lee. Hij geeft hiermee aan dat een vrouw teveel, normaal of zelfs laag oestrogeen kan hebben, maar dat als er geen of te weinig progesteron is, de oestrogeen-progesteron ratio in al die gevallen uit balans is. Het geeft dus niet de hoeveelheid oestrogeen aan maar de balans tussen oestrogeen en progesteron.

Oestrogeen-dominantie bij vrouwen is een zeer veel voorkomende hormonale disbalans, o.a. veroorzaakt door een anovulatoire cyclus. Hierdoor kan er onvoldoende progesteron gevormd worden.

Andere oorzaken van oestrogeenverhoging kunnen zijn:

* Verhoogde aromatisatie; omzetting in vetweefsel van testosteron naar oestrogeen (overgewicht, leverziekte)
* Verminderd SHBG niveau, leidend tot meer vrij oestrogeen.
* Verhoogde androgenenproductie, de voorstof van oestrogeen (stress, leverziekte, endocriene tumoren)
* Verhoogde eierstokproductie van oestrogeen (b.v. eierstokkanker)

Oestrogeen dominantie kan ook de werking van de schildklier tegengaan. Dit kan leiden tot een te langzaam werkende schildklier en het creëren van tekorten aan magnesium zink en de Bvitamines.

Oestrogeen-dominantie klachten zijn voornamelijk dezelfde als bij een progesteron tekort. Enkele voorbeelden zijn:

* Depressie met angst en irritatie
* P.M.S.
* Auto immuun ziektes zoals Lupus, Hashimoto thyroiditis en Sjörgens syndroom.
* Gevoelige en opgezette borsten
* Cystes in de borsten
* Teveel koper
* Zink tekort
* Overgewicht
* Vermoeidheid
* Stemmingwisselingen
* Magnesiumtekort
* Verminderde werking vit. B6
* Verhoogde aldosteron afgifte (vocht vasthouden)
* Slapeloosheid
* Verhoogd risico miskraam

Hormonale balans

Duidelijk is dat de balans tussen insuline, cortisol, oestrogeen en progesteron een belangrijke rol speelt om een scala aan vrouwenklachten onder controle te krijgen of te houden. Als deze controle in de vruchtbare periode aanwezig is betekent dit vaak dat er in en na de menopauze minder kans op klachten is. Het is zeer zinvol te proberen met planten en kruiden een balans te bewerkstelligen in het menselijk lichaam. Planten en kruiden zijn namelijk pharmacologisch en fysiologisch vergelijkbaar met de mens op moleculair niveau en in termen van hun reactie op milieu en omgeving. Planten assimileren informatie, en reageren daarop met een complexe serie van moleculaire reacties zoals ook mensen dat ook doen.

alie woudaMeer weten? maak een afspraak door een bericht te sturen naar info@natuurpraktijkaurora.nl

of appen naar: 0641979844

 

 

 

 

 

Literatuur referentie:

* Natural hormone balance for women, U. Reiss
* Sex, lies and menopauze, T.S. Wiley
* Woman, hormones syndrome, Serverino & Moline
* The estrogen alternative, R. Martin
* Cancer, the evolytionary legacy, M. Greaves